Bij Jezus en de vroege Kerk lag de nadruk op het evangelie van het Koninkrijk van God

Door COGwriter

Weet u dat de dingen waarover Jezus klaarblijkelijk predikte vanaf het begin tot aan het einde over het evangelie van het koninkrijk van God gingen? Weet u dat het einde van deze wereld niet kan komen totdat het koninkrijk van God aan de wereld is gepredikt als een getuigenis? Weet u dat de apostelen en zij die hen volgden de nadruk legden op het koninkrijk van God?

Het eigenlijke koninkrijk van God krijgt dezer dagen geen nadruk bij velen die Christus belijden, maar er is een groep die het tot zijn topprioriteit heeft gemaakt.

Is het koninkrijk van God de persoon Jezus? Is het koninkrijk van God Jezus die in ons leeft? Is het koninkrijk van God een soort toekomstig werkelijk koninkrijk?

Wat is een koninkrijk? Wat is het koninkrijk van God? Wat leert de Bijbel? Wat onderwees de vroege christelijke kerk?

Dit artikel poogt al deze vragen te beantwoorden.

Alvorens in te gaan op de specifieke bijbelteksten en historische commentaren is het van belang te begrijpen dat een koninkrijk een koning vereist, en een territorium, onderdanen en wetten. Dit zijn de elementen van een koninkrijk en tevens de elementen van het koninkrijk van God.

(Wie geïnteresseerd is kan ook de preek op YouTube bekijken, die is te vinden op het kanaal van de Continuing COG met de titel ʼThe Gospel of the Kingdomʼ.)

Daniël onderwees over het Koninkrijk

De profeet Daniël werd gezegd het volgende op te schrijven over het koninkrijk van God:

ʼGij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt – gij zijt dat gouden hoofd. Doch na u zal een ander koninkrijk ontstaan, geringer dan het uwe; en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die allen verbrijzelen en vergruizelen. En dat gij de voeten en de tenen gezien hebt deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent, dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem, en de tenen der voeten deels van ijzer en deels van leem; ten dele zal dat koninkrijk hard zijn, en ten dele zal het broos zijn. Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem. Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheidʼ (Daniël 2:37-44).

ʼDaarna zullen de heiligen des Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwighedenʼ (Daniël 7:18).

Van Daniël leren we dat het koninkrijk van God de koninkrijken van de mens zal vernietigen en voor altijd zal blijven bestaan. En dat de heiligen hun aandeel erin zullen krijgen.

En het volgende is voor onze tijd. Let op enkele passages uit het Nieuwe Testament:

ʼEn de tien horens, die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest. Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest. Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen – want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen – en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigenʼ (Openbaring 17:12-14).

Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament zien we dus dat er in de eindtijd een aards koninkrijk zal zijn met tien onderdelen en dat God dat zal vernietigen en zijn koninkrijk zal vestigen.

Jesaja onderwees over het Koninkrijk

God inspireerde Jesaja op de volgende wijze over de eerste fase van het koninkrijk te schrijven:

ʼEn er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren; ja, zijn lust zal zijn in de vreze des Heren. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen; want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken. En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijnʼ (Jesaja 11:1-10).

De reden waarom ik hiernaar verwijs als de eerste fase van het koninkrijk is omdat dit een tijd is waarin het koninkrijk fysiek is (voorafgaande aan de tijd dat de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, uit de hemel naar de aarde zal komen: Openbaring 21). Jesaja bevestigde het fysieke aspect van deze fase toen hij verder ging met:

ʼEn het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde. Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen en zij die Juda benauwen, zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal niet afgunstig zijn op Juda en Juda zal Efraïm niet benauwen. Westwaarts zullen zij de Filistijnen op de schouder vliegen, samen zullen zij de stammen van het Oosten plunderen; naar Edom en Moab zullen zij hun hand uitstrekken en de Ammonieten zullen hun onderhorig zijn. Dan zal de Here de zeeboezem van Egypte met de ban slaan en Hij zal zijn hand tegen de Rivier bewegen met de gloed van zijn adem, en Hij zal haar tot zeven beken uiteenslaan en maken, dat men geschoeid daardoor kan gaan. Dan zal er een heerbaan zijn voor de rest van zijn volk, die in Assur overblijven zal, zoals er voor Israël geweest is ten dage, toen het optrok uit het land Egypteʼ (Jesaja 11:11-16).

ʼEn het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer lerenʼ (Jesaja 2:2-4).

Dit zal dus een tijd van vrede op aarde zijn. Maar uiteindelijk zal dit, met Jezus aan de macht, voor altijd zijn.

Jesaja werd ook geïnspireerd het volgende te schrijven:

ʼWant een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van de Here der heerscharen zal dit doenʼ (Jesaja 9:5-6).

Merk op dat Jezus, zoals Jesaja zegt, zou komen om een koninkrijk met een regering te vestigen. Hoewel veel mensen die Christus belijden deze passage aanhalen, vooral elk jaar in december, zien zij meestal over het hoofd dat de passage meer profeteert dan het feit dat Jezus zou worden geboren. De Bijbel is er duidelijk over dat het koninkrijk van God een regering heeft, met wetten en onderdanen, en dat Jezus aan het hoofd ervan staat. Jesaja, Daniël en anderen profeteerden het.

De wetten van God zijn de weg van liefde (zie ook het artikel ʼThe Ten Commandments Reflect Love, Breaking them is Evilʼ.) Het koninkrijk van God zal worden geregeerd op grond van deze wetten, vandaar dat het koninkrijk van God op liefde is gebaseerd.

Rooms-katholieken onderwijzen dat het Koninkrijk belangrijk is, maar…

The Catholic Encyclopedia verklaart dat het prediken van het evangelie van het koninkrijk belangrijk is (ook al interpreteert zij dat anders dan de Bijbel):

In het Nieuwe Testament is de spoedige komst van dit koninkrijk het enige thema: ˮDoe boete, want het koninkrijk der hemelen is nabijˮ, zei de Doper, en Christusʼ eerste woorden aan het volk doen niets anders dan die boodschap herhalen. In elk stadium van zijn onderwijs vormen de komst van dit koninkrijk, de verschillende aspecten ervan, de precieze betekenis ervan, de manier waarop het moet worden bereikt, het hoofdbestanddeel van zijn leer, zozeer dat zijn leer ˮhet evangelie van het koninkrijkˮ wordt genoemd … en zij begonnen over de Kerk te spreken als het ˮkoninkrijk van Godˮ; vgl. Kol. 1:13; 1 Thess. 2:12; Openb. 1:6, 9; 5:10 etc. … het wijst op de Kerk als dat Goddelijke instituut waarbij wij er zeker van zijn de geest van Christus te bereiken en dat uiteindelijke koninkrijk van God te verwerven, waar Hij regeert zonder einde in “de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel van Godˮ (Openbaring 21:2) (Pope H. Transcriptie door Chris Boore. Kingdom of God. The Catholic Encyclopedia, Deel VIII [1910], Robert Appleton Company. Online Edition [2003], K. Knight, Nihil Obstat, October 1, 1910).

De lezer krijgt van The Catholic Encyclopedia het advies Kol. 1:13; 1 Thess. 2:12; Openb. 1:6, 9; 5:10 op te zoeken, en dus deed ik dat. Maar geen van deze verzen zegt iets over de Kerk als zijnde het koninkrijk van God. Ze zeggen alleen dat gelovigen deel van het koninkrijk van God zullen zijn, of dat het Jezusʼ koninkrijk is.

De Bijbel waarschuwt dat velen het evangelie zouden veranderen of zich tot een ander evangelie zouden keren:

ʼHet verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!ʼ (Galaten 1:6-9.)

Helaas heeft de Kerk van Rome beide gedaan. De huidige paus, Franciscus, lijkt, op grond van zijn focus en prioriteiten, zijn versie van ʼMariaʼ als de sleutel tot het evangelie te beschouwen (zie het artikel ʼPope Francis: Could this the Marian Focused Pontiff be Fulfilling Prophecy?’), terwijl hij en anderen het belang van het ware evangelie van het koninkrijk niet begrijpen.

Verder leek zelfs paus Benedictus XVI werkelijke problemen te hebben de ware boodschap te begrijpen. Let op het volgende:

In zijn recente boek, Jezus van Nazareth, begint paus Benedictus XVI het begrip vast te leggen waartoe hij is gekomen na een levenslange theologische studie van de centrale figuur van het christendom. Benadrukkend dat hij schrijft in zijn eigen naam, Joseph Ratzinger, laat hij de deur open voor de Romeinse curie om afstand te nemen van enige alternatieve zienswijze die hij naar voren mag brengen. Hij schrijft: ʼDit boek is … mijn persoonlijke zoektocht ˮnaar het gelaat van de Heerˮ.ʼ

Wat ziet de paus nu als Jezusʼ hoofddoel als Hij spreekt over het koninkrijk van God, dat zo centraal stond in zijn boodschap? Hij schrijft dat Jezus ʼheel eenvoudig God verkondigt, en hem verkondigt als de levende God, die in staat is daadwerkelijk in de wereld en in de geschiedenis te handelen en ook nu handelt. Hij zegt ons: “God bestaat” en “God is werkelijk God”, wat wil zeggen dat hij de touwtjes van de wereld in handen heeft.ʼ

Het is een vreemde definitie van de evangelieboodschap, waarvan Jezus zei dat die gaat over de komst van Gods koninkrijk naar de aarde. Niettemin beweert Ratzinger: ʼWat is bedoeld is niet een immanent of nog te vestigen ˮkoninkrijkˮ, maar Gods feitelijke soevereiniteit over de wereld, die op een nieuwe wijze een gebeurtenis in de geschiedenis wordt.’ Dergelijke uitspraken voeren ons weg van elk vooruitzicht op Gods regering over een onhandelbare mensheid en weg van de consistente boodschap van de Bijbel.

Toen door Petrus werd gevraagd wat voor beloning de twaalf discipelen voor hun loyaliteit zouden mogen verwachten, wees Jezus op de tijd van de toekomstige messiaanse vernieuwing. Hij zei: ʼVoorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richtenʼ (Mattheüs 19:28). De uitdrukking ʼwedergeboorteʼ is een vertaling van het griekse palingenesia, wat letterlijk ʼnieuwe geboorteʼ, ʼvernieuwingʼ of ʼregeneratieʼ betekent. Dit toekomstige aspect van het koninkrijk, dat door Jezus wordt genoemd en door leidende taalkundigen wordt erkend, is de belangrijkste dimensie die de paus mist (Hulme, D., ʼThy Kingdom Come…ʼ Vision magazine, Fall 2007).

Paus Pius XI leerde in zijn encycliek Quas Prima:

ʼ… de Katholieke Kerk … is het koninkrijk van Christus op aardeʼ (geciteerd in Kramer, P., The Devilʼs Final Battle, Good Council Publications 2002, p. 73).

Maar dat komt niet overeen met de leer van de Bijbel. In plaats daarvan lijkt de Kerk van Rome nu zo sterk tegen het duizendjarige koninkrijk te onderwijzen dat het ongeveer de enige ʼdoctrine van de Antichristʼ is die zij opnoemen in de officiële Catechism of the Catholic Church:

ʼ676 De misleiding van de Antichrist begint reeds vorm aan te nemen in de wereld iedere keer dat de bewering wordt gedaan die messiaanse hoop in de geschiedenis te realiseren die alleen kan worden gerealiseerd voorbij de geschiedenis door middel van het eschatologische oordeel. De Kerk heeft zelfs aangepaste vormen van deze falsificatie van het koninkrijk verworpen die onder de naam van millenialisme opkomen, in het bijzonder de ˮintrinsiek perverseˮ politieke vorm van een seculier messianismeʼ (Catechism of the Catholic Church. Imprimatur Potest + Joseph Ratzinger, Doubleday, N.Y. 1995, p. 194).

Derhalve zullen degenen die met de Kerk van Rome zijn verbonden grote problemen hebben met de verkondiging van het Evangelie van het Koninkrijk van God in de eindtijd. En tegen de eindtijdversie ervan zal zij verschrikkelijke stappen ondernemen.

Jezus leerde het Evangelie van het Koninkrijk

In het Nieuwe Testament wordt het woord ʼkoninkrijkʼ waarmee dit specifieke koninkrijk wordt bedoeld vele tientallen malen genoemd.

Toen Jezus zijn openbare optreden begon, begon Hij met te prediken over het evangelie van het koninkrijk van God. Markus zegt dit erover:

ʼEn nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken, en Hij zeide: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelieʼ (Markus 1:14-15).

Het eerste openbare onderwijs dat Mattheüs vermeldt is:

ʼEn Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volkʼ (Mattheüs 4:23).

Mattheüs schreef ook:

ʼEn Jezus ging alle steden en dorpen langs en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaalʼ (Mattheüs 9:35).

Evenals Jesaja toont Lukas dat Jezus voor altijd over het koninkrijk zou regeren:

ʼEn Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemenʼ (Lukas 1:33).

Lukas zegt dat het doel waarvoor Jezus werd gezonden was het koninkrijk van God te prediken. Zie wat Jezus leerde:

ʼOok aan de andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezondenʼ (Lukas 4:43).

Hebt u dat ooit horen prediken? Hebt u er ooit bij stilgestaan dat de prediking van het koninkrijk van God het doel van de zending van Jezus was? (Meer hierover is te vinden in het artikel ʼPreaching the Gospelʼ.)

Lukas vertelt ook dat Jezus inderdaad het koninkrijk van God ging prediken:

ʼEn toen de apostelen teruggekeerd waren, verhaalden zij Hem alles, wat zij verricht hadden. En Hij nam hen mede en trok Zich, met hen alleen, terug naar een stad, genaamd Betsaïda. Doch de scharen bemerkten het en volgden Hem. En Hij ontving hen en sprak tot hen over het Koninkrijk Gods, en die genezing van node hadden, maakte Hij gezondʼ (Lukas 9:10-11).

Het koninkrijk van God had niet alleen de nadruk in Jezusʼ optreden, Hij wilde ook dat het de topprioriteit was van degenen die Hem zouden volgen, zoals Hij leerde:

ʼMaar zoekt eerst zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken wordenʼ (Mattheüs 6:33).

ʼMaar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden. Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te gevenʼ (Lukas 12:31-32).

Merk op dat het koninkrijk zal worden gegeven aan een kleine kudde. Vandaar dat het koninkrijk niet een nu bestaande, enorm grote kerk kan zijn.

Jezus leerde zijn volgelingen te bidden voor de komst van het koninkrijk, wat betekent dat zij het nog niet bezaten:

ʼBidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk komeʼ (Mattheüs 6:9-10).

Gedurende zijn optreden zond Hij zijn discipelen uit om het koninkrijk van God te prediken:

ʼToen riep Hij de twaalven samen en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten en om ziekten te genezen. En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doenʼ (Lukas 9:1-2).

Jezus leerde dat alleen zijn aanwezigheid niet het koninkrijk was, omdat het er nog niet was:

ʼMaar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomenʼ (Mattheüs 12:28).

Het koninkrijk is nog in de toekomst, het is nog niet hier, zoals de volgende verzen van Markus laten zien:

ʼEn indien uw oog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit. Het is beter, dat gij met één oog het Koninkrijk Gods binnengaat, dan dat gij met twee ogen in de hel geworpen wordtʼ (Markus 9:47).

ʼEn Jezus, rondziende, zeide tot zijn discipelen: Hoe moeilijk zullen zij, die geld hebben, het Koninkrijk Gods binnengaan. En zijn discipelen waren zeer verbaasd over zijn woorden, maar Jezus antwoordde weder en zeide tot hen: Kinderen, hoe moeilijk is het het Koninkrijk Gods binnen te gaan. Het is gemakkelijker dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaatʼ (Markus 10:23-25).

ʼVoorwaar, Ik zeg u, Ik zal voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar nieuw zal drinken, in het Koninkrijk Godsʼ (Markus 14:25).

ʼJozef van Arimatea, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtteʼ (Markus 15:43).

Jezus leerde dat het koninkrijk nu geen deel van deze huidige wereld is:

ʼMijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hierʼ (Johannes 18:36).

Jezus leerde dat het koninkrijk na zijn terugkeer zal komen en dat Hij de Koning ervan zal zijn:

ʼWanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen vóór Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld afʼ (Mattheüs 25:31-34).

Jezus gaf enkele verklaringen van wat het koninkrijk van God is:

ʼAlzo is het Koninkrijk Gods, als een mens, die zaad werpt in de aarde, en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoeʼ (Markus 4:26-27).

ʼHij zeide dan: Waaraan is het Koninkrijk Gods gelijk en waarmede zal Ik het vergelijken? Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide, en het groeide en werd een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. En wederom sprak Hij: Waarmede zal Ik het Koninkrijk Gods vergelijken? Het is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd wasʼ (Lukas 13:18-21).

Deze gelijkenissen laten zien dat het koninkrijk van God aanvankelijk tamelijk klein is, maar dat het groot zal worden.

Lukas zegt ook:

ʼEn zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Godsʼ (Lukas 13:29).

Het koninkrijk van God is dus waarin men kan gaan aanliggen. En dat geldt voor alle koninkrijken. Ze hebben een koning, een grondgebied, ze hebben regels en ze hebben onderdanen.

En de mensen zullen ook daadwerkelijk in het koninkrijk eten:

ʼToen iemand van de disgenoten dat hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig wie brood eten zal in het Koninkrijk Godsʼ (Lukas 14:15).

Aangezien sommige mensen (in de toekomst) in het koninkrijk zullen eten, is het niet zomaar iets aparts in hun hart, ondanks verkeerde vertalingen en onbegrip van Lukas 17:21, dat iets anders beweert.

Hier volgen enkele commentaren betreffende Lukas 17:21:

Pulpit Commentary:

Vers 21. – ʼOok zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u!’ Dat koninkrijk zal op geen enkele kaart worden aangegeven, want, zie, het is op dit ogenblik bij u. Men kan vragen: hoezo ʼbij uʼ? Toch niet, zoals Godet en Olshausen in navolging van Chrystomos denken, in uw harten. Van het koninkrijk van God kan niet worden gezegd dat het in de harten van die farizeeërs was tot wie de Meester hier specifiek zijn antwoord richtte. Het zou veeleer moeten worden begrepen als te midden van uw rangen; zo interpreteren Meyer en Farrar en anderen het.

Gillʼs Exposition of the Entire Bible:

… de woorden kunnen worden weergegeven als het koninkrijk van God is onder u; en de betekenis daarvan als dat de koning Messias reeds was gekomen en onder hen was, en dat zijn koninkrijk reeds was opgericht, waarvan de wonderen van Christus een volkomen bewijs waren; en als zij deze tekenen der tijden niet konden onderscheiden en de duidelijke verschijningen van het koninkrijk van God onder hen, dan zouden zij nooit in staat zijn er enige waarneming van te doen, hierna of elders.

Bengelʼs Gnomen:

Luke 17:21: Οὐδὲ ἐροῦσιν, noch zullen zij zeggen) d.w.z. zij die op het koninkrijk wijzen. Het werkwoord zonder het zelfstandig naamwoord stemt overeen met deze zienswijze. Want de wereld herkent de boodschappers van het koninkrijk niet. ­­– [ὧδε—ἐκεῖ, hier–daar) Hier sluit in de notie van de huidige tijd; daar, die van de toekomst. – V.g. [187]] – ἰδοὺ γὰρ, want zie) Gij moet uw aandacht uiterst serieus keren naar het feit: Dan zult u zien dat het koninkrijk van God reeds binnen uw bereik is. Dit ware (goed gefundeerde) zie, is geplaatst in antithese tot het ziezie, hier of daarˮ] waarnaar zonder goede gronden wordt gezocht. [188] Want zie (ἰδοὺ γὰρ) behoort niet tot (staat onder) ἘΡΟῦΣΙΝ, zij zullen zeggen. – ἐντὸς, binnen) Gij moet niet zoeken naar tijden die nog toekomst zijn, of plaatsen die ver weg zijn: want het koninkrijk van God is binnen u; ja, zoals de koning Messias in het midden van u is: Johannes 1:26 [ˮmidden onder u (μέσος ὑμῶν) staat Hij, van wie gij niet weetˮ], Lukas 12:35.

Matthew Pooleʼs Commentary:

De laatste woorden van dit vers lijken redelijkerwijs een dubbele interpretatie toe te laten, zoals u hier mag wijzen op de discipelen van Christus, die Christus hadden ontvangen als hun Heer, over wie Hij een geestelijke overheersing of rechtsbevoegdheid uitoefent, of zoals het de gehele Joodse natie aangaat, onder wie nu het koninkrijk van God werd uitgeoefend, door de prediking van het evangelie, en de kracht van Christus blijkens het uitbannen van demonen, en andere wonderbaarlijke werken.

Geneva Study Bible:

Noch zullen zij zeggen: Zie hier! Of, zie daar! Want zie, het koninkrijk van God is {c} binnen u.

(c) U kijkt om u heen naar de Messias alsof hij afwezig was, maar hij is onder u te midden van u.

De discipelen wisten dat het koninkrijk niet binnen hen was, en dat het nog niet was verschenen, zoals blijkt uit het volgende:

ʼToen zij daarnaar luisterden, sprak Hij nog een gelijkenis uit, omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou wordenʼ (Lukas 19:11).

Jezus bevestigde dit, zoals Lukas zegt:

ʼEn Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgeboom en op al de bomen. Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij isʼ (Lukas 21:29-31).

Jezus liet duidelijk zien dat het koninkrijk van God iets was dat in de toekomst zou komen, toen Hij onderwees:

ʼIk heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen isʼ (Lukas 22:15-18).

ʼEén der gehangen misdadigers lasterde Hem: Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons! Maar de andere antwoordde en zeide, hem bestraffende: Vreest zelfs gij God niet, nu gij hetzelfde vonnis ontvangen hebt? En wij terecht, want wij ontvangen vergelding, naar wat wij gedaan hebben, maar deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt. En Hij zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, heden zult gij met Mij in het paradijs zijnʼ (Lukas 23:39-43).

Het koninkrijk kwam evenmin onmiddellijk nadat Jezus was gekruisigd zoals Markus laat zien:

ʼJozef van Arimatea, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte…ʼ (Markus 15:43; vgl. ook Lukas 23:51).

Na de opstanding zal men opnieuw worden geboren in het koninkrijk van God, zoals Johannes zegt:

ʼJezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaanʼ (Johannes 3:3-5).

(Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in het artikel ʼBorn Again: A Question of Semantics?’)

Nadat Jezus was opgestaan, onderwees Hij opnieuw over het koninkrijk van God. Na zijn opstanding vertoonde Hij zich aan zijn discipelen ʼveertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreftʼ (Handelingen 1:3).

Derhalve gingen klaarblijkelijk de eerste en enkele van de laatste preken die Jezus gaf over het koninkrijk van God.

Jezus liet ook de apostel Johannes schrijven over het duizendjarige koninkrijk dat op de aarde zou zijn:

ʼEn ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren langʼ (Openbaring 20:4).

Als het koninkrijk van God zo belangrijk is, hoe komt het dan dat de meeste mensen er niet veel over hebben gehoord? Omdat het niet Jezusʼ bedoeling was dat in dit tijdperk de meeste mensen het zouden begrijpen. Hij noemde het een mysterie:

ʼEn Hij zeide tot hen: U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissenʼ (Markus 4:11).

Merk op dat Jezus zei dat het einde zou komen (spoedig) NADAT het evangelie van het koninkrijk aan de hele wereld is gepredikt als een GETUIGENIS:

ʼEn dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijnʼ (Mattheüs 24:14).

Daarom moet de ware christelijke Kerk nu dat evangelie verkondigen. Dit moet voor de Kerk haar topprioriteit zijn. (Een belangrijk artikel in dit verband is ʼShould the Church Still Try to Place its Top Priority on Proclaiming the Gospel or Did Herbert Armstrong Change that Priority for the Work?’) En dit is waar de Continuing Church of God naar streeft.

Het is van belang op te merken dat, hoewel de meeste belijdende christenen zich niet bewust zijn van het feit dat Christusʼ nadruk lag op de prediking van ʼhet evangelie van het koninkrijk van Godʼ, seculiere theologen en historici vaak hebben begrepen dat dit is wat de Bijbel in feite leert. Enige tijd geleden luisterde ik naar een cd-lezing door professor Bart Ehrman van de universiteit van North Carolina (iemand die als een ongelovige wordt gezien volgens de definitie van de Kerk van God of de hoofdstroom van het christendom) waarin hij herhaaldelijk benadrukte dat Jezus het koninkrijk van God verkondigde. En hoewel zijn algemene begrip van het christendom sterk verschilt van het mijne, zouden we het erover eens zijn dat het evangelie van het koninkrijk is wat door Jezus zelf werd verkondigd.

Nu wordt hiermee niet het feit over het hoofd gezien dat het evangelie tevens behoud door Christus insluit, zoals de Bijbel duidelijk toont:

ʼWant ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griekʼ (Romeinen 1:16).

ʼZij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende. En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus … Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen … Toen zij dan het woord des Heren betuigd en gesproken hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem en verkondigden het evangelie aan vele dorpen der Samaritanen. En een engel des Heren sprak tot Filippus … Filippus bleek te Asdod te zijn; en hij trok rond om het evangelie te prediken aan alle steden, totdat hij te Caesarea kwamʼ (Handelingen 8:4, 5, 12, 25, 26, 40).

ʼHij bracht het evangelie van Jezus en van de opstandingʼ (Handelingen 17:18).

ʼEn hij bleef de volle termijn van twee jaar in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmeringʼ (Handelingen 28:30-31).

Nu echter de prediking Jezus EN het koninkrijk inhield, begon in de protestantse en katholieke leerstellingen een juist begrip te ontbreken van het aandeel dat het koninkrijk heeft.

Paulus onderwees over het Koninkrijk

De apostel Paulus onderwees over het koninkrijk van God en over Jezus:

ʼEn Paulus ging naar de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen door besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk Godsʼ (Handelingen 19:8).

ʼEn nu, zie, ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zult zienʼ (Handelingen 20:25).

ʼEn nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen verscheidenen tot hem in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de profeten, van de vroege morgen tot de avond toeʼ (Handelingen 28:23).

ʼEn hij bleef de volle termijn van twee jaar in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmeringʼ (Handelingen 28:30-31).

Merk op dat het koninkrijk van God niet alleen maar over Jezus gaat (al is Hij er een deel van); Paulus onderwees, naast wat hij over het koninkrijk van God onderwees, ook over Jezus afzonderlijk.

Paulus noemde het ook het evangelie van God, maar dat was steeds het evangelie van het koninkrijk:

ʼ[Wij hebben] u het evangelie van God gepredikt … en betuigden te blijven wandelen, Gode waardig, die u roept tot zijn eigen Koninkrijk en heerlijkheidʼ (1 Thessalonicenzen 2:9, 12).

Paulus noemde het ook het evangelie van Christus, maar het was niet simpelweg een evangelie over de persoon Jezus Christus (al maakte Hij er beslist een belangrijk deel van uit), het omvatte het gehoorzamen aan Christus en zijn terugkeer en Gods oordeel:

ʼIndien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij uʼ (2 Thessalonicenzen 1:6-10).

Paulus leerde dat het koninkrijk iets is wat wij zullen ontvangen en niet nu al bezitten:

ʼLaten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijnʼ (Hebreeën 12:28).

Paulus bevestigde specifiek dat men het koninkrijk van God niet kan binnengaan als een sterfelijk wezen, maar pas na de opstanding:

ʼDit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd wordenʼ (1 Korinthiërs 15:50-52).

ʼIk betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschapʼ (2 Timotheüs 4:1).

Hij onderwees niet alleen dat, maar ook dat Jezus het koninkrijk aan God zou overdragen:

ʼMaar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeftʼ (1 Korinthiërs 15:20-25).

Alle vijanden zijn nog niet onder zijn voeten gelegd. Het koninkrijk van God is nog niet hier.

Ook onderwees hij dat onrechtvaardigen (schenders van de geboden) niet het koninkrijk van God zullen beërven:

ʼOf weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërvenʼ (1 Korinthiërs 6:9-10).

ʼHet is duidelijk, wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke, waarvoor ik u waarschuw, zoals ik u gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, het Koninkrijk Gods niet zullen beërvenʼ (Galaten 5:19-21).

ʼWant hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en Godʼ (Efeziërs 5:5).

Een artikel in verband hiermee is ʼWhat Did Paul Actually Teach About the Ten Commandments?

Misschien moet erop worden gewezen dat Paulus niet de enige discipel was die het koninkrijk van God predikte:

ʼEn Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus … Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte…ʼ (Handelingen 8:5, 12).

Maar het is niet eenvoudig

Maar Jezus, Paulus en de andere discipelen leerden dat het niet eenvoudig is het koninkrijk van God binnen te gaan.

ʼHoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan. Want het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog ener naald, dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat. En die dit hoorden, zeiden tot Hem: Maar wie kan dan behouden worden? Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij Godʼ (Lukas 18:24-27).

ʼEn dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaanʼ (Handelingen 14:22).

ʼWij behoren God te allen tijde om u te danken, broeders, zoals gepast is, omdat uw geloof zeer toeneemt en u aller liefde jegens elkander sterker wordt, zodat wij zelf over u roemen bij de gemeenten Gods, vanwege uw volharding en uw geloof onder al uw vervolgingen en de verdrukkingen, die gij doorstaat: een bewijs van het rechtvaardige oordeel Gods, dat gij het Koninkrijk Gods waardig geacht zijt, voor hetwelk gij ook lijdt, indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner krachtʼ (2 Thessalonicenzen 1:3-7).

Petrus onderwees het Koninkrijk

Petrus leerde dat het koninkrijk eeuwigdurend was, en dat het evangelie van God moet worden gehoorzaamd of er zou een oordeel zijn:

ʼBeijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen. Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christusʼ (2 Petrus 1:10-11).

ʼWant het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?ʼ (1 Petrus 4:17.)

Het laatste boek van de Bijbel en het Koninkrijk

Het boek Openbaring, het laatste boek van de Bijbel, spreekt ook over het koninkrijk van God.

ʼEn de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwighedenʼ (Openbaring 11:15).

Jezus zal regeren in het koninkrijk. En de Bijbel openbaart twee van zijn titels:

ʼEn Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der herenʼ (Openbaring 19:16).

Maar is Jezus de enige die zal regeren? Let op de volgende passage uit Openbaring:

ʼEn ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang … Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jarenʼ (Openbaring 20:4, 6).

De ware christenen zullen opstaan om duizend jaar lang met Christus te regeren. Het koninkrijk zal voor eeuwig zijn (Openbaring 11:15), maar de genoemde regering is slechts duizend jaar; daarom gaf ik er eerder de voorkeur aan dit de eerste fase van het koninkrijk te noemen – de fysieke, duizendjarige fase.

In het boek Openbaring worden enkele gebeurtenissen genoemd die plaatsvinden tussen deze fasen:

ʼEn wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee … En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het boek des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuursʼ (Openbaring 20:7-8, 11-15).

Het boek Openbaring laat zien dat er een latere fase zal zijn, na de duizendjarige regering en na de tweede dood:

ʼEn ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaanʼ (Openbaring 21:1-4).

ʼEn hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren. En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen  licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwighedenʼ (Openbaring 22:1-5).

Let erop dat deze regering, die na de duizend jaar komt, de dienstknechten van God omvat en voor eeuwig duurt. Dit is het begin van de laatste fase van het koninkrijk van God.

De reden waarom ik hiernaar verwijs als het begin is, omdat Jesaja werd geïnspireerd te schrijven:

ʼGroot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vredeʼ (Jesaja 9:6).

Dit suggereert, althans voor mij, dat er groei zal zijn en dat andere dingen zullen blijven gebeuren nadat de laatste fase van het koninkrijk van God is begonnen.

De oudst bewaarde postnieuwtestamentische geschriften & preek

Het koninkrijk van God wordt genoemd in het oudst bewaarde, niet in het Nieuwe Testament opgenomen geschrift en in de oudst bewaarde preek na het Nieuwe Testament.

Het oudst bewaard gebleven kennelijk christelijke geschrift (late eerste eeuw) is de Brief aan de Korinthiërs waarin staat:

ʼDe Apostelen trokken er … voor onze zaak … op uit … om het evangelie te prediken dat het Koninkrijk van God spoedig zou komenʼ (xlii).

Vandaar dat de vroege christenen begrepen dat de apostelen het evangelie van het koninkrijk van God gingen prediken.

Het koninkrijk van God was ook een belangrijk deel van wat wordt gezien als ʼde oudste volledige christelijke preek die is blijven bestaanʼ (Holmes, M.W., Ancient Christian Sermon. The Apostolic Fathers: Greek Texts and English Translations, 2nd. ed., Baker Books, Grand Rapids 2004). Deze oude christelijke preek bevat de volgende woorden (versindeling van Holmes):

5:5 Bovendien, broeders, weet u dat ons verblijf in de wereld van het vlees onbelangrijk en tijdelijk is, maar de belofte van Christus is groot en wonderlijk: rust in het komende koninkrijk en eeuwig leven.

Deze bewering laat zien dat het koninkrijk er nu niet is, maar dat het zal komen en eeuwig zal zijn. Verder zegt deze oude preek:

6:9 Als nu zelfs zulke rechtvaardige mannen als dezen niet in staat zijn, door hun eigen rechtvaardige daden, hun kinderen te behouden, welke zekerheid hebben wij dan het koninkrijk van God binnen te gaan als wij er niet in slagen onze doop zuiver en onbesmet te houden? Of wie zal onze verdediger zijn als wij zonder heilige en rechtvaardige werken worden aangetroffen?

9:6 Laat ons daarom elkaar liefhebben opdat wij allen het koninkrijk van God mogen binnengaan.

11:7 Als wij daarom weten wat juist is in Gods ogen, zullen wij zijn koninkrijk binnengaan en de beloften ontvangen die ʼgeen oor heeft gehoord en oog heeft gezien en wat in geen mensenhart is opgekomenʼ.

12:1 Laten wij daarom wachten, uur na uur, op het koninkrijk van God in liefde en gerechtigheid, aangezien wij niet de dag van Gods verschijning weten.

De bovenstaande uitspraken tonen dat wij nog altijd niet het koninkrijk van God zijn binnengegaan, en dat dat gebeurt na de dag van Gods verschijning – dat wil zeggen, na Jezusʼ terugkeer. Deze oude preek zegt ook:

12:6 Hij zegt: het koninkrijk van mijn Vader zal komen.

Dit toont dat het koninkrijk van de Vader is en dat het nog altijd moet komen. Het koninkrijk is niet alleen maar Jezus.

Het is interessant, althans voor mij, dat de oudste klaarblijkelijk christelijke preek (het kan zijn van de Kerk van God, maar mijn beperkte kennis van het Grieks staat mij niet toe een definitiever verklaring te geven) die God heeft laten bestaan, hetzelfde koninkrijk van God onderwijst dat het Nieuwe Testament en de oorspronkelijke Kerk van God onderwijzen.

Tweede-eeuwse kerkleiders en het evangelie van het Koninkrijk

Opgemerkt moet worden dat Papias, die Johannes heeft horen spreken en een vriend van Polycarpus was (en door de rooms-katholieken als een heilige wordt beschouwd), in de vroege tweede eeuw het koninkrijk onderwees. Volgens Eusebius onderwees Papias:

ʼ… dat er na de opstanding van de doden een periode van duizend jaar zal zijn, en dat het koninkrijk van Christus zal worden opgericht in een materiële vorm op deze aarde…ʼ (Eusebius, The History of the Church, Boek III, Hoofdstuk XXXIX, vers 12, p. 69).

Een andere vertaling hiervan is:

ʼ… dat er na de opstanding van de doden een millennium zal zijn, wanneer de persoonlijke regering van Christus op deze aarde zal worden gevestigdʼ (Fragmenten van Papias, VI).

Papias onderwees dat het een tijd van grote overvloed zal zijn:

ʼOp dezelfde manier [zei Hij] dat een tarwekorrel tienduizend aren zal voortbrengen, en dat elk are tienduizend granen zal hebben, en elke graankorrel tienduizend pond zuivere fijne bloem zal opleveren; en dat appels en zaden en gras soortgelijke hoeveelheden zouden voortbrengen; en dat alle dieren, die zich dan alleen met de producten van de aarde voeden, vreedzaam en harmonieus zullen zijn en in volmaakte onderwerping aan de mensʼ [Getuigenis van deze dingen wordt gedaan in de geschriften van Papias, een man die in de oudheid Johannes heeft gehoord en een vriend van Polycarpus was, in het vierde van zijn boeken; want vijf boeken werden door hem samengesteld…]ʼ (Fragmenten van Papias, IV).

Een anoniem document dat soms de Eerste Brief van Clemens wordt genoemd zegt:

ʼDe Apostelen ontvingen het Evangelie voor ons van de Heer Jezus Christus; Jezus Christus werd uitgezonden van God. Derhalve is Christus van God, en de Apostelen zijn van Christus. Zij kwamen door de wil van God in de vastgestelde volgorde. Zij, die een opdracht hadden ontvangen en volledig verzekerd waren door de opstanding van onze Heer Jezus Christus en bevestigd waren in het woord van God met volledige zekerheid door de Heilige Geest, gingen heen met de blijde boodschap dat het koninkrijk van God zou komenʼ (42:1-3).

De vroegchristelijke leider Polycarpus van Smirna was een discipel van Johannes, de laatste van de oorspronkelijke apostelen. Ten tijde van de bovengenoemde Oude Preek, rond 120-135 n. Chr., onderwees Polycarpus:

ʼGezegend zijn de armen en zij die ter wille van de gerechtigheid worden vervolgd, want voor hen is het koninkrijk van Godʼ (Polycarpus, Brief aan de Filippenzen, Hoofdstuk II. Uit Ante-Nicene Fathers, Deel 1, onder redactie van Alexander Roberts & James Donaldson, American Edition, 1885).

ʼDaar wij weten dat ˮGod niet met zich laat spottenˮ, moeten wij zijn gebod en glorie waardig wandelen … Want het is goed dat zij worden afgesneden van de lusten die in de wereld zijn, aangezien “elke lust voert strijd tegen de geest”; en ˮnoch ontuchtigen, noch verwijfden, noch misbruikers van zichzelf met de mensheid, zullen het koninkrijk van God beërvenˮ, noch zij die strijdige en ongepaste dingen doenʼ (idem, Hoofdstuk V).

ʼLaten wij Hem dan in vrees en met alle eerbied dienen, zoals Hij ook Zelf ons heeft geboden, evenals de apostelen die ons het Evangelie predikten, en de profeten die tevoren de komst van de Heer verkondigdenʼ (ibid., Hoofdstuk VI).

Dus Polycarpus onderwees evenals Paulus en anderen in het Nieuwe Testament dat de rechtvaardigen, niet de schenders van de geboden, het koninkrijk van God zullen beërven.

Melito van Sardes, een opvolger van Polycarpus rond 170 n. Chr., leerde:

ʼWant inderdaad mondde de wet uit in het evangelie – het oude in het nieuwe, beide samen voortkomend uit Zion en Jeruzalem; en het gebod mondde uit in genade, en het type in het voltooide product, en het lam in de Zoon, en het schaap in een man, en de man in God…

ʼMaar het evangelie werd de verklaring van de wet en de vervulling daarvan, terwijl de kerk het pakhuis van de waarheid werd…

ʼDit is degene die ons bevrijdde uit de slavernij in de vrijheid, uit de duisternis in het licht, van de dood in het leven, van tirannie in een eeuwig koninkrijkʼ (Melito, Homily On the Passover, vers 7, 40, 68. Vertaling van Kerux: The Journal of Online Theology (http://www.kerux.com/documents/Kerux V4N1A1.asp 09/14/05).

Het koninkrijk van God is dus iets eeuwigs, en niet eenvoudig de huidige christelijke of katholieke kerk en sluit Gods wet in.

Een ander geschrift uit de tweede helft van de tweede eeuw moedigt de mensen aan naar het koninkrijk uit te zien:

ʼLaat daarom niemand van u nog langer huichelen noch terugkijken, maar gewillig naderen tot het evangelie van het koninkrijk van Godʼ (Roman Clement, Recognitions, boek X, hoofdstuk XLV. Uit Ante-Nicene Fathers, deel 8, Alexander Roberts & James Donaldson (eds.), American Edition, 1886. Online Edition © 2005 K. Knight).

Verder noemt het geschrift The Shepherd of Hermas uit halverwege de tweede eeuw, hoewel waarschijnlijk niet geschreven door iemand van de ware kerk, de uitdrukking ʼkoninkrijk van Godʼ veertien keer.

Veel mensen in de tweede eeuw die slechts belijdend christen waren wisten over het koninkrijk van God.

Zelfs de ketterse Irenaeus begreep dat christenen na de opstanding het koninkrijk van God zouden binnengaan. Omstreeks het jaar 180 schreef hij:

ʼWant zo is de staat van hen die geloven, aangezien in hen voortdurend de heilige Geest verblijft, die door Hem bij de doop werd gegeven, en die door de ontvanger wordt vastgehouden, als hij wandelt in waarheid en heiligheid en rechtvaardigheid en met geduldige volharding. Want deze ziel heeft een opstanding in hen die geloven, en het lichaam weer de ziel ontvangt, en samen daarmee, door de kracht van de heilige Geest, worden zij opgewekt en zullen het koninkrijk van God binnengaanʼ (Irenaeus, Bishop of Lyon, Vertaald uit het Armeens door Armitage Robinson. The Demonstration of the Apostolic Preaching, hoofdstuk 42. Wells, Somerset, Oct. 1879. Zoals gepubliceerd in Society for Promoting Christian Knowledge, New York, The Macmillan Co., 1920).

Problemen in de tweede en derde eeuw

In de tweede eeuw verscheen Marcion, die onderwees tegen de wet, de sabbat en het letterlijke koninkrijk van God. Hoewel hij scherp werd bekritiseerd door Polycarpus en anderen, had hij lange tijd contact met de Kerk van Rome en lijkt daar invloed te hebben gehad (voor meer details zie ʼMarcion: The First Protestant?‘ en ʼWhat is the Gospel?‘).

In de tweede en derde eeuw raakten allegoristen gevestigd in Alexandrië in Egypte. En zij keerden zich tegen de doctrine van het komende koninkrijk. Zie het verslag van Dionysius en de allegoristen:

ʼDionysius werd geboren in een edele en rijke heidense familie in Alexandrië en werd grootgebracht in hun filosofie. Hij verliet de heidense scholen om leerling te worden van Origenes, die hij opvolgde als leider van de catechetische school van Alexandrië…

ʼClemens, Origenes en de gnostische school corrumpeerden de doctrines van de heilige orakels met hun fantasierijke en allegorische interpretaties … zij verwierven voor zichzelf de naam ˮAllegoristenˮ. Nepos bestreed de Allegoristen openlijk en hield vol dat er een regering van Christus op de aarde zou komen…

ʼDionysius disputeerde met de volgelingen van Nepos en door zijn verslag … ˮbestond zoʼn stand van zaken als nu in het koninkrijk van Godˮ. Dit is de eerste vermelding van het koninkrijk van God als bestaande in de huidige staat van de kerken…

ʼNepos weerlegde de dwaling en toonde aan dat het koninkrijk der hemelen niet allegorisch was, maar dat het het letterlijke komende koninkrijk van onze Heer is in de opstanding tot eeuwig leven…

ʼHet idee van de komst van het koninkrijk in de huidige staat der dingen werd dus bedacht en voortgebracht door de gnostische school van de Allegoristen in Egypte in de jaren 200 tot 250 n. Chr., een volle eeuw voordat de bisschoppen van het rijk werden beschouwd als zittend op de troon…

ʼClemens bedacht het idee van het koninkrijk van God als een staat van ware geestelijke kennis van God. Origenes ontwikkelde dit als een geestelijke betekenis die verborgen is in de duidelijke letter van de Schrift (Ward, Henry Dana, The Gospel of the Kingdom; A Kingdom Not of this World; Not in this World; But to Come in the Heavenly Country, of the Resurrection from the Dead of the Restitution of All Things, Claxton, Remsen & Haffelfinger, 1870. Oorspronkelijk uit de New York Public Library; gedigitaliseerd 18 juli 2006, pp. 124-125).

Terwijl Nepos dus het evangelie van het koninkrijk van God onderwees (zie ook ʼDid The Early Church Teach Millenarianism?‘), trachtten de allegoristen te komen met een vals, minder letterlijk begrip ervan. Apollinaris van Hierapolis trachtte in ongeveer dezelfde tijd de dwaling van de allegoristen te bestrijden.

Herbert W. Armstrong onderwees het Evangelie van het Koninkrijk

In zijn boek Het mysterie der eeuwen schreef wijlen Herbert W. Armstrong:

Jezus trok rond om het GOEDE NIEUWS van het KONINKRIJK VAN GOD te verkondigen. Door gelijkenissen onderwees Hij over het KONINKRIJK VAN GOD. Hij zond zeventig man uit om te prediken en gebood hun het KONINKRIJK VAN GOD te verkondigen (Luk. 10:9). Hij zond de apostelen, op wie de Kerk van God werd gegrondvest, uit om uitsluitend het KONINKRIJK VAN GOD te prediken (Luk. 9:1-2). Na de opstanding en vóór de hemelvaart onderwees Jezus zijn discipelen over het Koninkrijk van God (Hand. 1:3).

Is het niet verwonderlijk dat de wereld de kennis van wat het koninkrijk van God is, heeft VERLOREN?

De apostel Paulus verkondigde het KONINKRIJK VAN GOD (Hand. 19:8; 20:25; 28:23, 31). […]

Omdat ze 1900 jaar geleden het evangelie van Christus verwierp, moest de wereld er wel iets anders voor in de plaats zoeken. Men moest een vervalsing bedenken! Daarom horen wij over het koninkrijk van God spreken als over een gemeenplaats, een fijn gevoel in het menselijk hart, en het wordt aldus gereduceerd tot iets etherisch, tot een onwerkelijk NIETS. Anderen stellen zich ten onrechte voor dat “de KERKˮ het koninkrijk is. Weer anderen verwarren het met een ˮduizendjarig rijkˮ. Nog weer anderen, in het begin van deze [twintigste] eeuw, beweerden dat het Britse wereldrijk het koninkrijk van God was. Tegenwoordig beweert niemand dit meer. KAN DEZE WERELD NOG STERKER MISLEID WORDEN?

De profeet Daniël, die 600 jaar voor Christus leefde, wist dat het koninkrijk van God een werkelijk koninkrijk zou zijn; een regering die heerst over MENSEN op aarde. […]

… zie met uw eigen ogen in uw Bijbel hoe God hier in duidelijke taal uitlegt WAT HET KONINKRIJK VAN GOD IS:

ˮMaar in de dagen van die koningen…ˮ Het gaat hier over de tien tenen deels van ijzer en deels van broos leem. Gekoppeld aan de profetieën van Daniël 7 en Openbaring 13 en 17, verwijst dit naar de nieuwe VERENIGDE STATEN VAN EUROPA die zich voor uw ogen uit de [EU]-landen bezig zijn te vormen! Openbaring 17:12 preciseert dat het een unie van TIEN KONINGEN OF KONINKRIJKEN zal zijn die (Op. 17:8) een herleving van het oude ROMEINSE RIJK zullen teweegbrengen.

Let dus nauwkeurig op de tijdfactor: ˮIn de dagen van die koningenˮ – in de dagen van deze tien landen of landengroepen die in onze tijd voor een korte periode het Romeinse Rijk zullen doen herleven. Let op wat er dan zal gebeuren:

ˮ…zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan… het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.”

In onze tijd!

[…] Wanneer Christus komt, komt Hij als KONING der koningen op aarde regeren (Op. 19:11-16); en ZIJN KONINKRIJK – het koninkrijk van God – zal, aldus Daniël, aan alle koninkrijken van deze wereld een EINDE maken.

Openbaring 11:15 geeft het als volgt weer: ˮHet koningschap over de wereld is gekomen AAN ONZE HERE EN AAN ZIJN GEZALFDE, en Hij zal als KONING heersen tot in alle eeuwigheden.”

Dit is het KONINKRIJK VAN GOD. Het betekent het EINDE voor alle huidige regeringen, zelfs voor de Verenigde Staten en de Britse naties. Deze zullen dan de koninkrijken, de REGERINGEN, van Jezus Christus worden, die dan KONING der koningen van de gehele aarde is.

Dit maakt het volkomen DUIDELIJK dat het KONINKRIJK VAN GOD een letterlijke REGERING is. Zoals het Chaldeeuwse Rijk een KONINKRIJK was, en het Romeinse Rijk, zo is het KONINKRIJK VAN GOD ook een rijk. Het zal de REGERING van de VOLKEN van de wereld overnemen.

Jezus Christus werd GEBOREN om KONING, om MACHTHEBBER, te zijn! […]

Dezelfde Jezus Christus die meer dan 1900 jaar geleden in het heilige land over de bergen en door de dalen en in de straten Jeruzalem liep, komt weer terug. Hij zei dat Hij zou terugkomen. Nadat Hij was gekruisigd, wekte God Hem na drie dagen en drie nachten op uit de doden (Mat. 12:40; Hand. 2:32; 1 Kor. 15:3-4). Hij steeg op naar de troon van God, het Hoofdkwartier van de Regering van het universum (Hand. 1:9-11; Hebr. 1:3; 8:1; 10:12; Op. 3:21).

Hij is de ˮman van hoge geboorteˮ uit de gelijkenis die naar Gods Troon, het ˮverre landˮ, ging om te worden gekroond tot Koning der koningen over alle volken en dan naar de aarde terug te keren (Luk. 19:12-27).

Hij is in de hemel tot “de tijden van de wederoprichting aller dingenˮ (Hand. 3:19-21). ˮWederoprichtingˮ betekent herstel van een vroegere toestand. In dit geval, het herstel van Gods regering op aarde en dus het herstel van wereldvrede en utopische omstandigheden.

De huidige beroering in de wereld, de escalerende oorlogen en conflicten zullen uitlopen op dermate grote wereldproblemen dat geen mens in leven zou blijven tenzij God ingrijpt (Mat. 24:22). Op het toppunt, wanneer uitstel ertoe zou leiden dat al het leven van deze planeet zou worden weggevaagd, komt Jezus Christus terug. Deze keer komt Hij als de heilige God. Hij komt met alle macht en glorie van de Schepper die het heelal bestuurt (Mat. 24:30; 25:31). Hij komt als ˮKoning der koningen en Here der herenˮ (Op. 19:16) om een grote wereldregering te vestigen en alle volken ˮmet een ijzeren stafˮ te besturen (Op. 19:15; 12:5). […]

Christus niet welkom

Zal de mensheid echter juichen van vreugde en Hem met opgetogenheid en geestdrift begroeten? Zullen de kerken van het traditionele christendom juichen?

Zeker niet. Doordat de bedrieglijke dienaren van Satan (2 Kor. 11:13-15) hen misleiden zullen zij denken dat Hij de Antichrist is. De kerken en de volken zullen bij zijn komst toornig worden (Op. 11:15, 18) en de strijdkrachten zullen daadwerkelijk proberen Hem te vernietigen (Op. 17:14)!

Wanneer de naties in de komende Derde Wereldoorlog voor het hoogtepunt van de strijd staan, met het slagveld bij Jeruzalem (Zach. 14:1-2), zal Christus terugkeren. Met bovennatuurlijke macht zal Hij ˮtegen die volken strijdenˮ die Hem bestrijden (vers 3). Hij zal hen volledig vernietigen (Op. 17:14)! ˮZijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfbergˮ vlak ten oosten van Jeruzalem (Zach. 14:4).

Jezus zal dus terugkeren en Hij zal overwinnen, ook al zullen velen beweren (op grond van onjuist begrip van de bijbelse profetieën, maar deels ook door valse profeten en mystici, zie ʼDo Certain Catholic Prophecies About Antichrist Warn Against Jesus?) dat Christus de uiteindelijke Antichrist is.

De Bijbel leert dat ʼGod is liefdeʼ (1 Johannes 4:8, 16) en Jezus is God (Johannes 1:1, 14) – het koninkrijk van God zal een Koning hebben die liefde is en wiens wetten liefde ondersteunen.´

Het volgende komt ook uit het boek Mysterie der eeuwen van Herbert W. Armstrong:

Ware godsdienst – Gods waarheid van kracht voorzien door de liefde van God die wordt gegeven door de heilige Geest […] ONUITSPREKELIJKE VREUGDE van het kennen van God en Jezus Christus – van het kennen van WAARHEID – en de warmte van Gods heilige LIEFDE! […]

De leerstellingen van Gods ware Kerk zijn eenvoudig die van het ˮleven naar elk woordˮ van de Bijbel. […]

De mensen zullen zich van de weg van ˮnemenˮ afkeren naar de weg van ˮgevenˮ, naar Gods weg van liefde.

Een NIEUWE BESCHAVING krijgt de aarde in haar ban!

Deze NIEUWE BESCHAVING is het Koninkrijk van God. De aankondiging van deze nieuwe beschaving die op liefde zal berusten is een belangrijk deel van het ware evangelie van het koninkrijk dat Jezus en zijn volgelingen onderwezen. En dat is iets wat wij in de Continuing Church of God ook prediken.

Herbert Armstrong besefte dat Jezus onderwees dat de menselijke samenleving, ook al denkt zij dat zij wil gehoorzamen, de levenswijze van geven, de levenswijze van liefde, heeft verworpen. Bijna niemand lijkt op de juiste manier de betekenis te bevatten van wat Jezus onderwees.

Nu zullen sommigen die tot hiertoe hebben gelezen zich waarschijnlijk afvragen hoe het zit met Jezusʼ dood en rol in behoud. Ja, dat is een deel van het evangelie waarover het Nieuwe Testament en Herbert W. Armstrong schrijven (voor meer informatie, zie ‘What is the Gospel?’). Teneinde de mensen te helpen deel te worden van dat koninkrijk had God de mensen zo lief dat Hij Jezus zond om voor ons te sterven (Johannes 3:16-17).

Het evangelie van het koninkrijk is iets wat de wereld nodig heeft, maar…

Hoewel de mensheid de terugkeer van Christus en de vestiging van zijn koninkrijk hard nodig heeft, zullen velen in de wereld geen aandacht geven aan deze boodschap voor de 21e eeuw. Maar de wereld zal wel een getuigenis krijgen.

Vergeet niet dat Jezus onderwees:

ʼEn dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijnʼ (Mattheüs 24:14).

Merk op dat het evangelie van het koninkrijk de wereld zal bereiken als een getuigenis, waarna het einde zal komen.

Er zijn hiervoor enkele redenen.

Een is dat God wil dat de wereld het ware evangelie hoort voordat de Grote Verdrukking begint (die volgens Mattheüs 24:21 zal komen). Vandaar dat de evangelieboodschap zowel een getuigenis als een waarschuwing is (vgl. Ezechiël 3; Amos 3:7).

Een andere reden is dat de kern van de boodschap tegengesteld zal zijn aan de standpunten van de het opkomende Beest, de macht van de Koning van het Noorden, samen met de valse profeet, de uiteindelijke Antichrist. Die zullen voornamelijk vrede beloven door menselijke inspanning, maar die zal leiden tot het einde (Mattheüs 24:14) en verwoesting (vgl. 1 Thessalonicenzen 5:3).

Wegens tekenen en leugenachtige wonderen die met hen worden geassocieerd zal de wereld een leugen geloven (2 Thessalonicenzen 2:9-12) in plaats van het evangelie.

De getrouwe Filadelfianen (Openbaring 3:7-13) zullen de wereld vertellen waar deze wereldse leiders naar streven. Zij zullen steun geven aan de boodschap aan de wereld dat het Beest, de Koning van het Noorden, samen met de valse profeet, de laatste Antichrist, uiteindelijk (samen met sommige van hun geallieerden) de VS en de Angelsaksische naties het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland zullen vernietigen (Daniël 11:39). Dat zij kort daarop een Arabisch/Islamitische confederatie zullen vernietigen (vers 40-43), als instrument van de demonen zullen functioneren (Openbaring 16:13-14), en zullen strijden tegen de terugkerende Jezus Christus (vers 14; 19:19-20). De getrouwe Filadelfianen zullen aankondigen dat het duizendjarige koninkrijk dan spoedig zal komen.

En deze leiders (waarschijnlijk een ʼnieuwʼ type topleider in Europa samen met een soort paus) zullen dat niet willen – ze zullen niet willen dat de wereld hoort wat zij werkelijk willen doen (en zullen het aanvankelijk ook zelf niet geloven, vgl. Jesaja 10:5-7). Zij en/of hun aanhangers zullen waarschijnlijk ook zeggen dat de getrouwe Filadelfianen een doctrine verkondigen van een komende antichrist (millennianisme). De veroordelingen van hen en/of hun volgelingen jegens de trouwe Filadelfianen en de Continuing Church of God zullen vervolging teweegbrengen (Daniël 11:29-35; Openbaring 12:13-15; zie ook ʼPersecutions by Church and Stateʼ). Dit zal ook leiden tot het einde – het begin van de Grote Verdrukking (Mattheüs 24;21; Daniël 11:39; vgl. Mattheüs 24:15; Daniël 11:31) evenals van een tijd van bescherming van de getrouwe Filadelfiaanse christenen (Openbaring 3:10; 12:14-16; zie ook ʼThere is a Place of Safety for the Philadelphians. Why it May Be Petraʼ).

Het Beest en de valse profeet zullen trachten gebruik te maken van geweld, economische chantage, tekens, leugenachtige wonderen en andere drukmiddelen (Openbaring 13:19-17; 16:14; Daniël 7:25; 2 Thessalonicenzen 2:9-10) om de macht te behouden.

Maar Jezus zal terugkeren en het duizendjarige koninkrijk van God zal op de aarde worden gevestigd. God en de getrouwe christenen zullen overwinnen.

Slotopmerkingen

Het koninkrijk van God is een letterlijk koninkrijk dat op de aarde zal worden gevestigd. Het zal worden gebaseerd op de liefhebbende wetten van God en een liefhebbende God als leider hebben. Dit koninkrijk zal diegenen bevatten die waarlijk in de Kerk van God zijn, maar er zijn geen bijbelteksten die zeggen dat het koninkrijk van God in feite de Kerk is (katholiek of wat ook). De Kerk van Rome heeft zich gekeerd tegen de leer van een duizendjarig rijk, en haar aangepaste versie zal naarmate we het einde naderen zich er nog krachtiger tegen verzetten.

In de eerste fase zullen de heiligen met Christus duizend jaar lang regeren over de naties. In de laatste fase zal ʼhet Nieuwe Jeruzalem uit de hemel van Godʼ neerdalen en aan de groei ervan zal geen einde komen. Er zal geen onrecht meer zijn, geen verdriet en geen dood.

Het prediken en begrijpen van het evangelie van het koninkrijk van God is een belangrijk thema van de Bijbel. De oudtestamentische schrijvers onderwezen erover. Jezus, Paulus, en Johannes onderwezen erover. De oudst bekende christelijke preek na het Nieuwe Testament ging erover. Vroegchristelijke leiders uit de tweede eeuw, zoals Polycarpus en Melito, leerden erover. Wij in de Continuing Church of God onderwijzen erover (zie ook de preek op YouTube ʼThe Gospel of the Kingdomʼ).

Vergeet niet dat het koninkrijk van God het eerste onderwerp is waarover Jezus volgens de Bijbel predikte. Het was ook waarover Hij predikte na zijn opstanding. Het evangelie gaat niet alleen maar over het leven en de dood van Jezus (ook al tonen bijbelteksten en vroege geschriften dat Hij er een belangrijke rol in heeft), de nadruk van het evangelie dat Jezus en zijn volgelingen onderwezen lag op het komende koninkrijk van God. Het evangelie van het koninkrijk omvat behoud door Christus, maar het omvat ook de leer dat de menselijke regeringen zullen eindigen.

Verder leerde Jezus dat het einde niet zou komen voordat het evangelie van het koninkrijk als een getuigenis aan alle volken zou zijn gepredikt (Mattheüs 24:14); en dat diverse mensen het niet zullen willen horen of geloven. Maar het prediken van het evangelie van het koninkrijk van God is een belangrijk onderwerp. Dit is iets dat wij in de Continuing Church of God ernstig nemen (zie ook ʼPreaching the Gospelʼ en ʼThe Final Phase of the Workʼ).

Zij die dat willen kunnen kijken naar de YouTube-preek die staat op het kanaal Continuing COG met de titel ʼThe Gospel of the Kingdomʼ.

Een ander artikel dat u mogelijk interesseert is ʼDid The Early Church Teach Millenarianism?‘ Dit artikel verklaart hoe het Koninkrijk van God eruit zal zien.

B. Thiel, Ph.D., ʼThe Gospel of the Kingdom of God was the Emphasis of Jesus and the Early Churchʼ. www.cogwriter.com © 2006/2007/2010/2011/2012/2013/2014 0802