Verklaring van geloofspunten van de Continuing Church of God

Het doel van dit document is de verschillende punten van geloof op te sommen van hen die deel uitmaken van het Filadelfia-restant van de Kerk van God, en meer specifiek van de Continuing Church of God (het is nog niet voltooid). En aangezien de Filadelfianen over de diverse organisaties en gebieden zijn verstrooid, hangen sommige van hen misschien niet alle geloofspunten in dit artikel aan, maar met het merendeel zullen zij het eens zijn. De leden van de Continuing Church of God hangen ze evenwel allemaal aan.

De Continuing Church of God werd bekend gemaakt en aangekondigd op 28 december 2012, hoofdzakelijk omdat het op die datum duidelijk werd dat geen enkele andere CoG dezelfde toewijding had aan de leerstellingen van de Filadelfia-periode en evenmin aan de ʻliefde voor de waarheidʼ.

De totale hoeveelheid waarheid, gecombineerd met werkelijke toewijding aan de waarheid (vgl. 1 Timotheüs 3:15), samen met het doen van het werk (Mattheüs 24:14; 28:19-20; Johannes 6:29) op Gods manier (vgl. Zacharia 4:6-7), scheidt de Continuing Church of God van groepen die veel gelijkluidende doctrines hebben.

 

Leer en doctrines van de Efeze- en Smyrna-perioden

Het boek Openbaring is een profetisch boek: ʻOpenbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschiedenʼ (Openbaring 1:1). Daarom moeten de brieven aan de kerkgemeenten in Openbaring 2 en 3 in een profetische context worden opgevat. Bovendien moesten verscheidene onderdelen van die brieven wel voor de toekomst zijn en niet slechts voor de tijd waarin Johannes deze boodschappen opschreef.

Het nagaan van de geschiedenis van de christelijke kerk door de zeven kerkgemeenten van Openbaring 2 en 3 levert sterke aanwijzingen van wie de nakomelingen van de ware kerk vandaag zijn (voor meer details, zie het artikel The Churches of Revelation 2 & 3). Dit nagaan levert informatie die toont dat de ware Kerk van God noch protestants noch oosters-orthodox noch rooms-katholiek is, maar in werkelijkheid de kerk die zich aan dezelfde geloofspunten houdt als de oorspronkelijke apostelen. En hoewel de meeste officiële christelijke geloofsgenootschappen beweren het geloof van Jezus en zijn oorspronkelijke apostelen te hebben, weten vele niet wat de oorspronkelijke apostelen of hun getrouwe opvolgers eigenlijk geloofden. De Bijbel laat duidelijk zien dat Jezus te midden van deze zeven kerken was (Openbaring 1:9-13), wat aantoont dat zij zijn kerk vertegenwoordigen gedurende het kerkelijk tijdperk. Het feit dat er zeven kerken worden toegesproken en het getal zeven op volledigheid wijst, gecombineerd met het feit dat de kerken worden opgenoemd in dezelfde volgorde als zij in de Romeinse tijd post ontvingen, klopt ook met de zienswijze dat deze kerken de ware kerk in de loop der eeuwen moesten vertegenwoordigen in een soort volgorde van belangrijkheid.

De eerste twee ʻtijdperkenʼ van de Kerk van God (de eerste twee die in het boek Openbaring worden getoond) waren die van Efeze en van Smyrna; zij duurden vanaf de Pinksterdag van Handelingen 2 (het jaar 31 n. Chr.) tot ongeveer halverwege de vijfde eeuw (toen buitenstaanders de volgelingen ervan soms Nazareners noemden. De Continuing Church of God voert haar geschiedenis terug op de oorspronkelijke Nazareners van de eerste tot de vijfde eeuw).

Let op de volgende leerstellingen van het vroege christendom die blijkens historische documenten gedurende de tijd van de Efeze- en/of Smyrna-perioden werden aangehangen – en die allemaal door de Continuing Church of God zijn aangenomen. Slechts een betrekkelijk klein aantal ervan wordt gepraktiseerd/onderwezen/aanvaard door de rooms-katholieken, orthodoxen of protestanten (ook al werden ze aangehangen door de vroege leiders die door de katholieken als ʻheiligenʼ worden beschouwd):

De doop van nieuwe christenen vond plaats door onderdompeling en sloot kinderen uit.

De volledige Bijbel met het eigenlijke Oude Testament en Nieuwe Testament was de basis van de ware Kerk van Klein-Azië.

Een binitarische of semi-ariaanse zienswijze, die de heilige Geest erkende, werd aangehangen door de apostolische en post-apostolische ware christelijke leiders.

Verjaardagen werden door de vroege christenen niet gevierd.

Wedergeboren betekende geboren worden bij de opstanding, niet ten tijde van de bekering, die een geestelijke verwekking inhoudt.

Het celibaat voor kerkfunctionarissen was geen verplichting.

Het kerkbestuur was geheel hiërarchisch.

Kerstmis werd, voorafgaande aan de derde eeuw, niet gevierd door wie dan ook die Christus beleed of door degenen die de vroegere leerstellingen aanhielden; 25 december komt niet uit de Bijbel.

Besnijdenis werd lange tijd door de oorspronkelijke Nazareense christenen gepraktiseerd, hoewel het niet verplicht was.

Belijdenis van zonden vond niet plaats tegenover priesters en vereiste geen boetedoening.

Vergoddelijking van christenen (die na de eerste opstanding begint) werd door de vroege kerkleiders onderwezen.

Plichten van oudsten en dienaren waren pastoraal en theologisch, niet overwegend sacramenteel – en evenmin kleedden zij zich zoals velen tegenwoordig.

Pasen werd door de apostolische kerk niet gevierd.

De heilige dagen van het voorjaar en het najaar werden door de vroege christenen gevierd.

De Vader werd door alle vroege belijdende christenen beschouwd als God.

Het ware evangelie omvatte het koninkrijk van God en gehoorzaamheid aan de wet van God en werd als zodanig begrepen door de gelovigen.

De hemel werd niet onderwezen als zijnde het loon van christenen.

Naar de heilige Geest werd door de vroege ware christenen niet verwezen als God of als een persoon.

Kerkgezangen waren hoofdzakelijk psalmen, geen lofprijzingen aan Christus.

Afgoden werden afgewezen, met inbegrip van de verering van het kruis.

Onsterfelijkheid van de ziel of van mensen werd niet onderwezen.

Jezus werd door de ware christenen als God beschouwd.

Het Koninkrijk van God werd gepredikt.

Gezuurd of gedesemd brood werd uit de huizen van vroege christenen verwijderd ten tijde dat de Joden dat ook deden.

De grote vasten werd niet gehouden door de vroege kerk.

Het voorgeborchte van de hel werd door de oorspronkelijke kerk niet onderwezen.

Maria, de moeder van Jezus, was begenadigd (Lukas 1:28) en wordt zalig genoemd (Lukas 1:48), maar werd door de ware vroege christenen niet aanbeden enz..

Militaire dienst was voor ware vroege christenen niet toegestaan.

Millennianisme of chiliasme (een letterlijke duizendjarige regering van Christus op aarde, veelal het millennium genoemd) werd door de vroege christenen onderwezen.

Kloosterwezen was in de vroege christelijke kerk onbekend.

Pascha werd jaarlijks op de 14e Nisan gehouden door de apostolische en tweede-eeuwse christenen in Klein-Azië.

Pinksteren werd op zondag gehouden door bepaalde Joden en werd toentertijd ook door belijdende christenen op die dag gevierd.

Vagevuur werd door de oorspronkelijke apostolische kerk niet onderwezen.

De opstanding van de doden werd door alle vroege christenen onderwezen.

De sabbat werd door de apostolische en postapostolische kerk gevierd op zaterdag.

Behoud, zo werd geloofd, werd in deze tijd geboden aan de uitverkorenen, en aan anderen die later werden geroepen, hoewel niet allen die dat (of andere doctrines) onderwezen, het geloof dat eenmaal de heiligen was overgeleverd (Judas 3) praktiseerden.

Gods plan dat de mensheid zichzelf zesduizend jaar lang zou besturen werd door de vroege volgelingen van Christus geloofd.

Zondag werd niet gevierd door de apostolische en oorspronkelijke postapostolische kerk.

De Tien Geboden werden door de apostolische en ware postapostolische christenen onderhouden – en in de volgorde waarin de Kerk van God beweert dat zij staan.

Tienden en offeranden werden gegeven ter ondersteuning van de dienaren, de kerkgemeenten, de armen en evangelische reizen en verkondiging.

Traditie had enige invloed op de christenen van de tweede eeuw, maar werd nooit geacht voorrang te hebben op de Bijbel.

De Drieëenheid was geen woord dat door de apostolische of tweede-eeuwse christenen werd gebruikt om de Godheid te omschrijven, hoewel er een zekere drieheid werd erkend.

Onrein vlees werd gegeten door de vroege allegoristen, maar niet door ware christenen.

De maagdelijke geboorte werd erkend door alle ware pre-Niceaanse christenen.

De Continuing Church of God blijft alle bovenstaande stellingen onderwijzen zoals ze werden aangehangen door Jezusʼ oorspronkelijke apostelen en hun ware trouwe vroege volgelingen.

De Continuing Church of God voert haar geschiedenis vanaf de oorspronkelijke apostelen als Petrus, Paulus en Johannes terug via hun trouwe opvolgers als Polycarpus, Polycrates en bepaalde andere bekende vroege leiders/bisschoppen in Klein-Azië tot de vroege derde eeuw, via bepaalde bekende leiders/bisschoppen tot rond 135 n. Chr. in Jeruzalem, en tot Serapion rond 211 n. Chr. in Antiochië. Terwijl Petrus een overheersende rol speelde onder de apostelen, zou na zijn dood die rol overgaan op een andere apostel (Johannes) en niet aan een oudste die misschien in Rome woonde.

 

Wat zijn de leerstellingen van het Filadelfia-tijdperk?

Hoewel de Kerk van God zich altijd aan bepaalde geloofsstellingen heeft gehouden, zijn er in de loop der tijd een aantal waarheden verloren gegaan en het Sardes-tijdperk van de Kerk van God verloor er vele (vgl. Openbaring 3:1-3).

Hier volgen enkele waarheden die Sardes minstens ten dele verloor, maar die in het Filadelfia-tijdperk van de Kerk van God zijn hersteld:

1. Het ware Evangelie. (Een artikel van belang op dit punt is o.a. ʻThe Gospel of the Kingdom of God was the Emphasis of Jesus and the Early Churchʼ.)

2. Het doel van God. (Een relevant artikel is ʻDeïfication: Did the Early Church Teach That Christians Would Become God?ʼ)

3. Gods plan door middel van de heilige dagen. (Relevante artikelen: ʻIs There “An Annual Worship Calenderˮ in the Bible?ʼ; ʻPassover and the Early Churchʼ, en ʻDid Early Christians Observe the Fall Holy Days?ʼ)

4. Het juiste kerkbestuur. (Twee relevante artikelen zijn: ʻThe Bible, Polycarp, Herbert W. Armstrong and Roderick C. Meredith on Church Governmentʼ, en ʻPolycarpʼs Letter to the Phillippiansʼ.)

5. Wie en wat is God? (Een relevant artikel is: ʻOne God, Two Beings Before the Beginningʼ.)

6. Wat en waarom is de mens? (Twee relevante artikelen zijn: ʻWhat is the Meaning of Life?ʼ, en ʻDid Early Christians Believe that Humans Possessed Immortality?ʼ)

7. De geest in de mens. (Relevant artikel: ʻDid Early Christians Believe that Humans Possessed Immortality?ʼ)

8. De eerste vruchten van dit tijdperk. (Relevant artikel: ʻPentecost: Is it more than Acts 2?ʼ)

9. De kennis van wat het Millennium werkelijk is. (Artikel: ʻDid The Early Church Teach Millenarianism and a 6000 Year Plan?ʼ)

10. De waarheid over de heilige Geest. (Relevant artikel: ʻDid Early Christians Think the Holy Spirit Was A Separate Person in a Trinity?ʼ)

11. Christenen zijn nu verwekt. (Artikel: ʻBorn Again: A Question of Semantics?ʼ)

12. Wedergeboorte bij de Opstanding. (Artikel: ʻBorn Again: A Question of Semantics?ʼ)

13. De identiteit van het fysieke Israël. (Relevant artikel: ʻAnglo-America in Prophecy & the Lost Tribes of Israel.ʼ)

14. Hoe de identiteit van Israël inzicht geeft in de bijbelse profetieën. (Relevant artikel: ʻAnglo-America in Prophecy & the Lost Tribes of Israel.ʼ)

15. Tweede en Derde Tienden. (Relevant artikel: ʻIs Third Tithe Still Valid Today?ʼ)

16. De identiteit van Babylon en haar dochters. (Drie relevante artikelen: ʻEurope, the Beast, and Revelationʼ, ʻWhich is Faithful: The Roman Catholic Church or the Genuine Church of God?ʼ, en ʻHope of Salvation: How the Genuine Church of God differ from most Protestantsʼ.)

17. Satan heeft de gehele wereld misleid. (Relevant artikel: ʻThe Day of Atonement – its Christian Significanceʼ.)

18. Wij moeten afgezonderd zijn. (Twee artikelen: ʻWhy Be Concerned About False and Heretical Leaders?ʼ en ʻOverview: How Does the Church of God Agree and Disagree with Other Faiths Professing Christ?ʼ)

 

Zonder er hier verder over in details te treden laten bijvoorbeeld de geschriften van Theophilus van Antiochië uit de tweede eeuw zien dat christenen geloofden dat zij bij de opstanding zouden worden wedergeboren (Theophilus van Antiochië, Apologie aan Autolycus, Boek 2, Hoofdstuk XV) en andere vroege geschriften tonen dat mensen die na de dood van de oorspronkelijke apostelen Christus beleden zich leken te houden aan die ʻherstelde waarhedenʼ. Joodse christenen van de eerste paar eeuwen n. Chr. leken minstens de identiteit van het fysieke Israël in de verstrooiing te kennen en trachten hun de evangelieboodschap te brengen (bijv. Jakobus 1:1).

In tegenstelling tot anderen die CoG banden claimen is de hoogste prioriteit van Filadelfianen Filadelfiaanse of broederliefde door de vervulling van Mattheüs 24:14 te ondersteunen en andere bijbelteksten over de verkondiging, en zij erkennen dat God werkt door geordineerde leiders, meestal een dienaar van evangelistenrang of andere hogere leider van het Filadelfia-tijdperk, en dat Hij dat nog steeds doet, hoewel er nog slechts een restant van dat tijdperk bestaat.

 

Enkele geloofsstellingen nader bekeken

De Continuing Church of God, die tracht het trouwste restant van het Filadelfiadeel van de Kerk van God te vertegenwoordigen, baseert haar geloofspunten op de Bijbel. Sinds de dood en opstanding van Jezus hebben onze doctrines, praktijken, ons beleid en onze tradities hun wortels in de oorspronkelijke kerk in Jeruzalem (Handelingen 2; ca. 31 n. Chr.), tevens overgeleverd door de gelovigen in Antiochië en Klein-Azië in de eerste (met de apostels Petrus, Paulus en Johannes als leiders) en de tweede eeuw (met Polycarpus, Thaseas, Serapion en Polycrates als leiders). Vele van hun volgelingen gingen in de loop der eeuwen de wereld in en richtten kerkgemeenten op.

Jezus leerde dat de ware Kerk een ʻklein kuddekeʼ zou zijn (Lukas 12:32), die door de wereld zou worden gehaat en vervolgd (Mattheüs 10:22-23). Hij leerde ook dat in dit tijdperk slechts enkelen de weg naar het eeuwige leven zouden vinden (Mattheüs 7:14; 20:16). De apostel Judas wees erop dat het aantal heiligen relatief klein was (Judas 14), terwijl de apostel Paulus de kleine groep een ʻoverblijfselʼ noemde (Romeinen 11:5).

De Bijbel toont verder dat de ware kerk niet door alle eeuwen heen met een permanente hoofdvestiging in enige stad kon blijven (Hebreeën 13:14; vgl. Mattheüs 10:23). Vandaar dat het begrijpen van de waarheid over de kerken van Openbaring 2 en 3 en van hoe de Kerk van God zelf is blijven bestaan helpt om de ware Kerk van God op haar diverse plaatsen te identificeren.

In de 20e eeuw ontstond het Filadelfia-tijdperk van de ware Kerk (Openbaring 3:7-13). Dit ʻtijdperkʼ werd voornamelijk vertegenwoordigd door de oude Radio Church of God, die onder het leiderschap van wijlen Herbert W. Armstrong werd hernoemd tot Worldwide Church of God. Hoewel dat tijdperk klaarblijkelijk eindigde met zijn dood, bestaat er een getrouw Filadelfia-restant dat nu de mantel van de waarheid draagt en een pijler van de waarheid is (1 Timotheüs 3:15), en tot het einde van het tijdperk van de kerk zal bestaan (vgl. Openbaring 3:10-11; 12:14-17a). De Continuing Church of God, met haar wereldhoofdkantoor in de streek van de Five Cities in Californië (meer specifiek in de City of Arroyo Grande), tracht nu in de 21e eeuw de kudde in de hele wereld te voeden.

 

DE BIJBEL

De Bijbel is het geïnspireerde Woord van God. Volgens de gebruikelijke verdeling is het een verzameling van 66 boeken, met 39 Hebreeuwse geschriften (de canon van het Oude Testament) en 27 Griekse geschriften (de canon van het Nieuwe Testament). De Bijbel is in denken en woord geïnspireerd, bevat kennis van wat er nodig is voor behoud (2 Timotheüs 3:15-17; Mattheüs 4:4; 2 Petrus 1:20-21). De Bijbel is waarheid (Johannes 17:17) en is onfeilbaar en foutloos in de oorspronkelijke manuscripten (Johannes 10:35).

 

GOD IS GEEST, GOD IS LIEFDE

ʻGod is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheidʼ (Johannes 4:24). Gods wegen zijn hoger dan die van de mensheid (Jesaja 55:9).

ʻGod is liefdeʼ (1 Johannes 4:8, 18) (ʻThe Ten Commandments Reflect Love, Breaking them is Evilʼ). De heilige Geest is inherent in de Vader en de Zoon, en gaat van hen uit door het gehele universum (1 Koningen 8:27; Psalm 139:7; Jeremia 23:24). Gods hele plan voor de mensheid berust op liefde.

 

DE GODHEID

De Vader en de Zoon vormen de Godheid (Romeinen 1:20; Kolossenzen 2:9) en werken door middel van de heilige Geest. De Bijbel toont dat God één eeuwig goddelijk gezin is, in deze tijd bestaande uit de Vader en het Woord (Genesis 1:26; Efeze 2:19; 3:14-15; Johannes 1:1, 14), met trouwe kinderen die zullen worden toegevoegd (Hebreeën 2:10-11; 1 Johannes 3:1-2; Efeze 3:14-15) om als Jezus Christus te worden (Romeinen 8:29), die God is (Johannes 1:1-3, 14, 20:28-29; Kolossenzen 2:9). De heilige Geest is geen afzonderlijk wezen in theologische zin en wordt gegeven aan hen die zich op de juiste wijze hebben bekeerd en zijn gedoopt (Handelingen 2:38-39). De vroege oorspronkelijke christenen hadden wat wel een ʻbinitarischeʼ kijk op de Godheid wordt genoemd.

 

BIJBELS BESTUUR

Jezus leerde: ʻDe Vader is meer dan Ikʼ (Johannes 14:28), en de apostel Paulus leerde: ʻhet hoofd van Christus is Godʼ (1 Korinthe 11:3), vandaar dat de hoogste autoriteit in het universum God de Vader is. Christus is het hoofd van de kerk (Efeze 5:23) en is het Woord (Johannes 1:14), zodat geen enkele menselijke godsdienstleider het gezag heeft het woord van God tegen te spreken (vgl. Markus 12:13-27; Handelingen 5:29).

In het Nieuwe Testament wordt een hiërarchische vorm van bestuur onderwezen (1 Korinthe 12:28) en die wordt getoond als het beste voor de Kerk (Efeze 4:11-16). De fundamentele volgorde is onder Christus apostelen, dan profeten, dan evangelisten, dan herders, dan leraren (Efeze 4:11).

Sinds de tijd van Pinksteren in Handelingen (2:1-4) zijn dienaren benoemd door middel van het opleggen van handen door hen die de heilige Geest hadden, te beginnen met de apostelen (Handelingen 9:17; 2 Timotheüs 1:6) en daarna door anderen op wie handen waren gelegd om deel van de dienaren te worden. Terwijl christenen normaal gesproken hun geestelijke leiders in de Heer moeten gehoorzamen (Hebreeën 13:7, 17), moeten deze leiders de bijbelse normen navolgen (1 Timotheüs 3:1-12; Hebreeën 13:17) en besturen als het type dienstknecht dat Christus hen wil laten zijn (Mattheüs 20:25-28).

 

CHRISTENEN MOETEN IN ZIJN LIEFDE BLIJVEN

Liefde is waar het bij God (Johannes 3:16; 1 Johannes 4:8, 18), zijn geboden (Mattheüs 22:37-40), en zijn levenswijze (Jakobus 2:8-11; 1 Johannes 5:3) allemaal om gaat. Christenen houden zijn geboden en blijven in zijn liefde (Johannes 15:9-10; 1 Johannes 2:3-6). ʻEn hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeftʼ (1 Johannes 2:3-6). Christenen moeten Christus navolgen (1 Korinthe 11:1). En behalve de wetten van God onderhouden en de levenswijze van geven in de praktijk brengen, moeten zij ook regelmatig bidden (1 Thessalonicenzen 5:17), de Bijbel bestuderen (Handelingen 17:11; 2 Timotheüs 2:15), zich met bijbelse meditatie bezighouden (Filippenzen 4:8), en zij die daartoe lichamelijk in staat zijn, met vasten (Mattheüs 6:16-17). Christenen moeten liefde in praktijk brengen (Mattheüs 22:36-40) en barmhartig zijn (Lukas 6:36).

Het feit is dat de Bijbel en zijn boodschap wezenlijk over liefde gaat: liefde jegens God en liefde jegens anderen (Markus 12:30-31). Ondanks zwakheden die alle mensen hebben, moet altijd in gedachten worden gehouden dat liefde is wat waarlijk belangrijk is (1 Korinthe 13:13; zie ook ʻThe Ten Commandments Reflect Love, Breaking them is Evilʼ en ʻWhat is the Meaning of Life?ʼ).

 

ZONDE EN DE WET VAN GOD

De Bijbel leert dat zonde de overtreding van de wet is (1 Johannes 3:4). Jezus hield en onderwees de Tien Geboden (Exodus 20:1-17; Deuteronomium 4:13; 10:4). Door verscheidene leerstellingen in het Nieuwe Testament (bijv. Mattheüs 5:17-48, 12:12) vervulde Jezus de profetie dat Hij de wet groot en eerbiedwaardig zou maken (Jesaja 42:21). In nieuwtestamentische tijden en door de hele geschiedenis heen hebben ware christenen ernaar gestreefd de wet van God, met inbegrip van de Tien Geboden, te gehoorzamen. En volgens de profetie blijft dit ook zo in de toekomst, zoals de apostel Johannes werd geïnspireerd te schrijven: ʻHier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewarenʼ (Openbaring 14:12).

 

GELOOF, BEKERING, AANVAARDEN VAN JEZUS, RECHTVAARDIGING, VERZOENING EN DOOP

Behalve het door God worden getrokken/geroepen (Johannes 6:44; Mattheüs 22:14) is de eerste duidelijke stap in het christen worden horen (wat ook lezen kan inhouden), aangezien ʻhet geloof [is] uit het horen, en het horen door het woord van Christusʼ (Romeinen 10:17). Vervolgens moet men met zijn hele hart geloven in Jezus en in ʻde wegʼ waarover Hij in het woord van God onderwees (Handelingen 8:36; 24:14). Zo kunnen alleen degenen die in staat zijn uit het begrip van het woord van God geloof te ontwikkelen worden gedoopt en als ware christen worden beschouwd (hoewel jonge kinderen van tenminste één christelijke ouder worden omschreven als ʻheiligʼ in 1 Korinthe 7:14).

Het aanvaarden van de boodschap van Jezus leidt tot ʻbekering van dode werken en tot geloof in Godʼ (Hebreeën 6:1; 1 Korinthe 6:9-11), doop ʻin de naam van Jezus Christus ter vergeving van de zondenʼ (Handelingen 2:38), en ʻoplegging der handenʼ (Hebreeën 6:2; vgl. Handelingen 8:14-17), zodat ʻu de gave van de heilige Geest kunt ontvangenʼ (Handelingen 2:38).

Christenen worden ʻgerechtvaardigd door zijn bloedʼ (Romeinen 5:9) en ʻverzoend met God door de dood van zijn Zoon, te meer verzoend zijnde worden wij behouden door zijn levenʼ (Romeinen 5:10).

De doop gebeurt met water (vgl. Johannes 3:23). Het griekse woord bapto betekent letterlijk ʻgeheel overdekken met vloeistofʼ. De volledige onderdompeling bij de doop beeldt onze totale overgave aan God uit (Romeinen 6:3-13). Het Nieuwe Testament toont dat de heilige Geest aan de gedoopte werd gegeven door de oplegging van de handen van Christusʼ dienaren, zoals apostelen en oudsten (Handelingen 8:17; 9:17; 19:6; 2 Timotheüs 1:6).

Na het ontvangen van de heilige Geest worden christenen verwekt door God (vgl. 1 Petrus 1:3; 1 Johannes 5:1), vervolgens zullen christenen na een periode van geestelijke groei/ontwikkeling (vgl. 2 Petrus 3:18) letterlijk worden wedergeboren bij de opstanding (Johannes 3:5-7) evenals Christus (Romeinen 1:4-5).

 

DE GODHEID EN WARE CHRISTENEN

Christenen geloven in de Vader, de Zoon en de heilige Geest. De Vader en de Zoon vormen de ʻGodheidʼ (Romeinen 1:20; Kolossenzen 2:9). Er is één God (Markus 12:29; Johannes 17:11; 1 Korinthe 8:4). De Bijbel openbaart dat de Godheid één eeuwig goddelijk gezin is dat oorspronkelijk uit twee personen bestaat: God de Vader en het Woord (Genesis 1:26; Efeze 2:19; Johannes 1:1, 14), waaraan gelovige kinderen door de heilige Geest zullen worden toegevoegd (Johannes 17:10-11; Hebreeën 2:10-11; 1 Johannes 3:1-2; Efeze 3:14-15). Jezus (het Woord en de Zoon van God) en de Vader zijn beide God. De heilige Geest gaat uit van God (1 Koningen 8:27; Psalm 139:7; Jeremia 23:24) en wordt gegeven aan een ieder die zich van zijn zonden bekeert en gedoopt wordt (Handelingen 2:38-39). De heilige Geest is geen afzonderlijke persoon, maar de kracht (Handelingen 1:8; 2 Timotheüs 1:6-7) die alle gelovigen helpt het kwaad te overwinnen (Romeinen 12:21; Openbaring 2:26-27) en hen ertoe leidt het eeuwige leven te bereiken (Filippenzen 3:12; Romeinen 6:23). Het hebben van de ʻGeest van Godʼ of de ʻGeest van Christusʼ onderscheidt christenen van niet-christenen (Romeinen 8:9). Velen die menen christen te zijn praktiseren wetteloosheid en zijn niet van Christus en blijven niet in zijn liefde (Mattheüs 7:21-23; Lukas 13:24-27; Johannes 15:9-10; 1 Johannes 2:6).

 

CHRISTUSʼ EVANGELIE VAN HET KONINKRIJK

Het evangelie van het Koninkrijk was de boodschap die door Jezus (Markus 1:14; Lukas 4:43; Mattheüs 9:35) en zijn discipelen werd gepredikt (bijv. Handelingen 19:8; 20:25; 28:23, 30-31; 2 Petrus 1:10-11). Dit ʻgoede nieuwsʼ omvat de leer van bekering, de vergeving van zonden door Christusʼ offer/kruisiging, liefde en Gods levenswijze, en van het spoedig komende Koninkrijk en de regering van God (Markus 1:14-15; Handelingen 2:38-39; 1 Korinthe 1:23; 2:2). Christusʼ evangelie van het Koninkrijk van God moet nu worden gepredikt en openbaart de manier waarop christenen regerende leden van zijn Koninkrijk moeten worden (Mattheüs 24:14; Handelingen 8:12; 17:7; 28:30-31; Openbaring 2:26-27). ʻZijn komst; daarna het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader overdraagt, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebbenʼ (1 Korinthe 15:23-24).

Dit ʻgoede nieuwsʼ omvat de waarheid dat God uiteindelijk aan iedereen behoud zal aanbieden (Lukas 3:6; Johannes 3:16-17; 12:32, 47; Jesaja 6:9-11) (ʻWhat is the Gospel?ʼ, ʻThe Gospel of the Kingdom of God was the Emphasis of Jezus and the Early Churchʼ, en ʻUniversal Offer of Salvation: There Are Hundreds of Verses in the Bible Supporting the Doctrine of True Apocatastasisʼ.)

Wij, leden van de Continuing Church of God, verwachten leiding te geven aan de eindfase van het werk van God die voortduurt tot Jezus terugkeert.

 

BEHOUD IS DOOR DE NAAM VAN JEZUS DOOR GENADE DOOR GELOOF EN HIJ ZAL TERUGKEREN

ʻDan moet aan u allen en het ganse volk van Israël bekend zijn, dat door de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt, maar die God heeft opgewekt uit de doden, dat door die naam deze hier gezond voor u staat … En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden wordenʼ (Handelingen 4:10, 12). ʻJezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mijʼ (Johannes 14:6). ʻWant door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roemeʼ (Efeze 2:8-9). Dit is Gods gift door genade door het geloof in Jezus Christus (Titus 3:5; 2 Korinthe 2:15; Romeinen 5:10).

God is barmhartig (Exodus 34:6; Lukas 6:36) en wil dat iedereen behouden wordt (1 Timotheüs 2:4), maar wegens uiteenlopende moeilijkheden zullen weinigen in dit tijdperk behoud vinden (Mattheüs 7:14; Lukas 13:23-24; Romeinen 11:6-7; 2 Korinthe 4:4). Na bekering en doop rechtvaardigt God christenen van hun zonden in het verleden. Christenen beginnen dan een voortdurend proces van ʻbehouden wordenʼ naarmate zij groeien in de genade en kennis van Christus (2 Petrus 3:18) en zij Christus in zich laten leven (Galaten 2:20). Voor die christenen in dit tijdperk zal behoud voltooid zijn bij de opstanding (1 Korinthe 15:50-54). ʻZo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachtenʼ (Hebreeën 9:28). (ʻUniversal Offer of Salvation: There Are Hundreds of Verses in the Bible Supporting the Doctrine of True Apocatastasisʼ, en ʻHope of Salvation: How the Genuine Church of God Differs from Protestantismʼ.)

 

LIEFDE EN BEHOUD VOOR ALLE RASSEN EN VOLKEN

Rassenhaat is verkeerd. Hoewel er raciale verschillen kunnen zijn, leert de Bijbel niet dat het ene ras superieur is aan het andere. De Bijbel gebiedt alle mensen hun naasten lief te hebben als zichzelf (Leviticus 19:18; Mattheüs 22:39; Handelingen 17:24-29). Jezus kwam om alle volken vreugde te brengen (Lukas 2:10). De Bijbel laat zien dat behoud nu vrijelijk wordt geboden aan zowel Joden als heidenen (Handelingen 10:34-35; Romeinen 10:12-13; vgl. Joël 2:32) en dat God mensen ʻuit alle naties, stammen, volken en talenʼ wil behouden (Openbaring 7:9). Christelijke liefde moet worden getoond aan mensen van elke etnische achtergrond (Romeinen 13:10; Lukas 10:30-37). God is de God van behoud (Psalm 86:21). ʻEn alle vlees zal het heil Gods zienʼ (Lukas 3:6).

 

BIJBELSE NAAM VAN DE KERK

De meest voorkomende bijbelse naam van de ware Kerk in het Nieuwe Testament is ʼkerk of gemeente van Godʼ. Varianten hiervan zijn duidelijk op twaalf verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament (Handelingen 20:28; 1 Korinthe 1:2; 10:32; 11:16, 22; 15:9; 2 Korinthe 1:1; Galaten 1:13; 1 Thessalonicenzen 2:14; 2 Thessalonicenzen 1:4; 1 Timotheüs 3:5, 15). In de hele christelijke geschiedenis heeft de ware kerk gewoonlijk een versie gebruikt van de uitdrukking ʻkerk van Godʼ (of ʻkerk van Christusʼ, vgl. Romeinen 16:16), zij het vaak met een andere term zoals een geografisch gebied (vgl. 1 Korinthe 1:2) of een ander woord erbij (1 Timotheüs 3:15). Jezus zei dat christenen zouden worden bewaard in de naam van zijn Vader (Johannes 17:12), die meestal eenvoudig ʻGodʼ luidt in het Nieuwe Testament. Vandaar ʻKerk van Godʼ. De trouwste Kerk van God in de eindtijd in het boek Openbaring is Filadelfia, maar aangezien er slechts een restant van over is, is de term Filadelfia-restant Kerk van God een toepasselijke omschrijving van dat deel van de Kerk van God dat vasthoudt aan de leerstellingen van het Filadelfia-tijdperk. Aangezien de ware Kerk van God vanaf de tijd van de oorspronkelijke apostelen is blijven bestaan, helpt de naam Continuing Church of God dit over te brengen.

 

KERKGESCHIEDENIS

Jezus onderwees dat zijn volgelingen in het kerktijdperk een ʻkleine kuddekeʼ zouden zijn (Lukas 12:32), of een ʻoverblijfselʼ volgens de apostel Paulus (Romeinen 11:5). De Continuing Church of God voert haar geschiedenis via vele plaatsen terug op de apostolische kerk van het boek Handelingen (het Efeze-tijdperk) tot aan vandaag. Het is interessant dat de Bijbel laat zien dat de ware kerk niet continu door de eeuwen heen in één enkele stad gevestigd zou blijven (Hebreeën 13:14; vgl. Mattheüs 10:23), vandaar dat het begrijpen van de waarheid over de kerkgemeenten van Openbaring 2 en 3 helpt de ware Kerk van God op haar diverse plaatsen te identificeren. Het is de ware Kerk van God en haar doctrines (Judas 3; 1 Timotheüs 4:16; 2 Timotheüs 3:14-16; Galaten 2:5; Kolossenzen 1:21-23; Handelingen 14:21-22), en geen stad, die blijft totdat Jezus terugkeert (Mattheüs 10:23; 16:17-18). Voor meer details, zie ʻThe History of Early Christianityʼ).

 

DE SABBAT, HET MILLENNIUM EN DE HEILIGE DAGEN

De sabbat valt op de zevende dag (Genesis 2:2-3; Exodus 20:8-11; Hebreeën 4:4, 9). De Bijbel toont aan dat Jezus Christus (Lukas 4:16; 6:6; 13:10; Markus 6:2), de oorspronkelijke apostelen (Handelingen 17:2; 18:4), en degenen in de vroege kerk (Handelingen 17:2-4) die trachtten getrouw te blijven de door God geboden sabbat hielden (Exodus 20:8-11; Hebreeën 4:9). Jezus verklaarde dat Hij de Heer van de sabbat was (Markus 2:28); in die zin is de ware ʻdag des Herenʼ dus de sabbat die valt op de zevende dag van de week. De sabbat is al lange tijd een teken tussen God en zijn volk (Exodus 31:13). Sprekend over de zevende dag (Hebreen 4:4) leert het Nieuwe Testament dat er ʻeen sabbatsrust blijft voor het volk van Godʼ (Hebreeën 4:9). De sabbat is ook een beeld van de duizendjarige regering van Jezus (Hebreeën 4:1-4; 2 Petrus 3:8; Openbaring 20:4-6).

Jezus Christus en zijn heiligen zullen gedurende duizend jaar op de aarde regeren (Openbaring 5:10; 20:4-6).

De Bijbel leert dat dit duizendjarige koninkrijk prachtig zal zijn (Jesaja 2; 9; 11:1-10; 35:1-9; Ezechiël 34:21-29; Micha 4:1-4; Handelingen 3:19-21) en dat de heiligen met Jezus Christus zullen regeren (Openbaring 20:4-6). Satan de duivel zal gedurende die tijd verbannen zijn (Openbaring 20:1-6), en het zal een tijd van rust en overvloed zijn.

De sabbat zelf wordt wekelijks gehouden van zonsondergang op de dag die gewoonlijk vrijdag wordt genoemd tot zonsondergang op de dag die gewoonlijk zaterdag wordt genoemd.

De vroege christenen hielden de feestdagen en heilige dagen die in de Hebreeuwse geschriften worden opgesomd in Leviticus 23, hoewel tenminste een deel van hoe zij die vierden anders werd dan hoe de Israëlieten deze dagen vierden; de vroege christenen vierden ze met een nieuwtestamentisch begrip.

Pascha verbeeldde het offer van Jezus Christus. De Bijbel toont aan dat Hij kwam als ʻhet lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemtʼ (Johannes 1:29). Jezus vierde jaarlijks het Pascha (Mattheüs 26:18; Markus 14:14; Lukas 2:41-42; 22:15); Hij stierf op het Pascha (Lukas 22:15), en werd geofferd voor ons: ʻWant ook ons paaslam is geslacht: Christusʼ (1 Korinthe 5:7). Jezus bracht wijzigingen in het Pascha aan, zoals de toevoeging van de symbolen van ongezuurd brood en wijn (Mattheüs 26:17, 26-28; 1 Korinthe 11:23-26) en de ceremonie van de voetwassing (Johannes 13:1-17). Het wordt jaarlijks gehouden (vgl. Exodus 13:10).

De Dagen van Ongezuurde Broden die onmiddellijk na het Pascha komen, verbeelden het gereinigd worden van de zonde door het aanvaarden van het offer van Jezus (vgl. 2 Petrus 1:9-11). Ze verbeelden ook dat het zuurdesem van hypocrisie, kwaadwilligheid en slechtheid moet worden uitgebannen (Lukas 12:1; 1 Korinthe 5:6-13). De apostel Paulus werd geïnspireerd te schrijven: ʻLaten wij derhalve [het] feest [van ongezuurde broden] vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheidʼ (1 Korinthe 5:8).

Pinksteren, in de Hebreeuwse geschriften omschreven als het ʻfeest der eerstelingenʼ (Exodus 23:16), verbeeldt het begin van de nieuwtestamentische kerk (Handelingen 2:1-4). Pinksteren beeldt tevens uit dat christenen een type zijn van de eerste vruchten van Gods oogst (Romeinen 8:23; 11:16; 1 Korinthe 15:20-23; Jakobus 1:18), hoewel er weinig arbeiders zijn (Mattheüs 9:37-38). ʻDezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lamʼ (Openbaring 14:4-5).

Het Bazuinen- of Trompettenfeest verbeeldt het blazen op de zeven bazuinen of trompetten in het boek Openbaring (Openbaring 8,9, 11:15-18), met inbegrip van ʻde laatste bazuin….ʼ (1 Korinthe 15:52). ʻWant de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaanʼ (1 Thessalonicenzen 4:16). Elk zevende jaar begint op deze dag een jaar van rust voor het land en een kwijtschelding van schulden (Leviticus 25:1-7; Deuteronomium 15:7-11).

De Grote Verzoendag, in het Nieuwe Testament ook ʻde vastenʼ genoemd (Handelingen 27:9), laat ons onze zwakheden zien en de noodzaak dichter tot God te komen (Jesaja 58:5, 11). Het beeldt ook uit dat Satan een rol speelt in de zonden van de mensheid en dat hij gedurende duizend jaar zal worden gebonden (Openbaring 20:1-3; vgl. Leviticus 16:20-26; Jesaja 14:12-16).

Het Loofhuttenfeest toont een tijd van overvloed en verbeeldt de duizendjarige regering (Openbaring 20:4-5) van Jezus Christus en zijn heiligen op de aarde (Zacharia 14; Mattheüs 9:37-38; 13:1-30; Lukas 12:32; Johannes 7:6-14; Handelingen 17:31; Openbaring 5:10; 12:9). Dit toekomstige paradijs, dat volgt op de bijna totale vernietiging die de mensheid door haar activiteiten op zichzelf zal hebben gebracht en op de Grote Verdrukking en de Dag des Heren (Mattheüs 24:21-31), zal de mensheid helpen de voordelen van Gods levenswijze te zien. Elk zevende jaar zal gedurende dit feest de wet worden voorgelezen (Deuteronomium 31:10-13).

De Laatste Grote Dag verbeeldt dat alle mensen die ooit hebben geleefd een echte kans op behoud krijgen (Johannes 7:37-38; Jesaja 52:10, 13-15; 65:20; Lukas 3:6), een gelegenheid die de meesten zullen aanvaarden (Johannes 7:37-39; Romeinen 11:25-26; Ezechiël 37:11-14; Hebreeën 9:27-28). De nieuwtestamentische naam van het feest komt van de apostel Johannes die schreef: ʻEn op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeienʼ (Johannes 7:37-38).

De geschiedenis geeft verwijzingen dat de vroege volgelingen van Christus, zoals Polycarpus, de sabbat op de zevende dag vierden en de andere bijbelse heilige dagen en feesten.

Door de dagen die de Bijbel voorschrijft te onderhouden kunnen christenen tot dieper inzicht komen van Gods plan van behoud, en van sommige van de stappen die tot behoud gezet moeten worden. De bijbelse feesten tonen dat Christus werkelijk werd geofferd (1 Korinthe 5:7) en dat christenen zonder de desem van hypocrisie, kwaadwilligheid en slechtheid moeten leven (Lukas 12:1; 1 Korinthe 5:6-13). De bijbelse feesten laten ook zien dat hoewel sommigen zijn gepredestineerd in dit kerktijdperk te worden geroepen (Efeze 1:4-12; Handelingen 2:1-47), er nog een tijdperk komt (Handelingen 3:21; Mattheüs 12:32) en dat de eindbestemming van alle anderen is op de Laatste Grote Dag een kans op behoud te worden geboden (Johannes 7:37-38; 12:47-48; Romeinen 10:11-21).

 

TIENDEN EN OFFERS

De Bijbel leert dat alle tienden van God zijn (Leviticus 27:30). De trouwste christenen volgden Jezusʼ aansporing tot het betalen van tienden (Mattheüs 23:23) en die van de apostel Paulus tot het geven van offers (1 Korinthe 9:1-14). In de tijd van het Oude Testament werden tienden aan het levitische priesterschap gegeven, in het tijdperk van de Kerk is dit veranderd naar degenen die Christusʼ werk vertegenwoordigen (vgl. Hebreeën 7:1-12). Door middel van tienden en offers dienen christenen God met het ondersteunen van de prediking van het Evangelie (1 Korinthe 9:9), het ondersteunen van de dienaren (1 Timotheüs 5:17-18), de Kerk (2 Korinthe 9:6-14), het bijwonen van Gods feesten (Deuteronomium 14:22-26; Handelingen 18:21), de administratieve behoeften van de Kerk (1 Korinthe 12:28; 2 Korinthe 9:6-14), en de zorg voor de armen (Deuteronomium 26:12-15; 2 Korinthe 9:6-14; Galaten 2:10).

 

DOOD

ʻEn zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te stervenʼ (Hebreeën 9:27), want ʻallen hebben gezondigd en … het loon, dat de zonde geeft, is de doodʼ (Romeinen 3:23, 6:23).

 

DRIE OPSTANDINGEN EN DRIE OORDELEN

ʻWant evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden. Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komstʼ (1 Korinthe 15:22-23).

De Bijbel leert dat er drie toekomstige opstandingen zijn (ʻWhat Did Early Christians Understand About the Resurrection?ʼ). De eerste is die van de heiligen ten tijde van de terugkeer van Jezus (Openbaring 20:5-6; Johannes 5:24; 1 Thessalonicenzen 4:16), de tweede is die van anderen (Openbaring 20:5a, 11-12; Johannes 5:25; vgl. Mattheüs 11:23-24), en de derde die van de onverbeterlijke zondaars en van hen die stierven na de honderd jaar (Openbaring 20:13b-14; Johannes 5:29; Jesaja 65:20).

De Bijbel leert ten minste drie oordelen en dat ʻbarmhartigheid echter roemt tegen het oordeelʼ (Jakobus 2:13). Christenen worden in dit leven geoordeeld (1 Petrus 4:17). Een tweede oordeel is het eerste deel van het Oordeel van de Grote Witte Troon (Openbaring 20:11-12), dat komt na de duizendjarige regering van Jezus en zijn heiligen (Openbaring 20:4-6). Later komt in samenhang daarmee gedurende honderd jaar (Jesaja 65:20) het laatste oordeel met inbegrip van de dood en het graf (Openbaring 20:13-14), en iedereen die niet in het Boek des Levens staat genoteerd zal in de poel van vuur worden geworpen (Openbaring 20:15).

 

HET DOEL VAN DE MENSHEID

De Bijbel laat zien dat Jezus mens werd (Filippenzen 2:7) zodat mensen zijn broeders in het gezin van God kunnen worden (Romeinen 8:29; Efeze 3:14-19). Jezus zelf bad: ʻEn de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebtʼ (Johannes 17:22-23). Een artikel hiermee verbonden is ʻDeification: Did the Early Church Teach That Christians Would Become God?ʼ

Maar de christenen die zijn geroepen en die tot het einde van dit tijdperk volhouden zullen worden beloond met een belangrijke rol in Gods Koninkrijk (Johannes 14:1-3; Openbaring 3:21; 20:4-6), dat op deze aarde zal worden gevestigd (Mattheüs 5:5; Openbaring 2:26-27; 5:10; Daniël 2:44).

 

GROTE VERDRUKKING, BESCHERMING, DAG DES HEREN EN JEZUSʼ TERUGKEER

Jezus leerde: ʻWant er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekortʼ (Mattheüs 24:21-22). De Bijbel laat zien dat God belooft de getrouwe Filadelfianen te beschermen die ʻsamen komenʼ (Sefanja 2:1-3; Joël 2:16-17; Jeremia 4:5-6) voor dit ʻuur van beproevingʼ (Openbaring 3:7-10), maar deze belofte wordt niet aan alle christenen gedaan (Openbaring 12:14-17; vgl. Lukas 21:36).

De uiteindelijke ʻDag des Herenʼ duurt één jaar (Jesaja 34:8) en gaat vooraf aan de terugkeer van Jezus Christus (vgl. Joël 2:30-31; Mattheüs 24:29-31) en de vestiging van de duizendjarige fase van het Koninkrijk van God (Openbaring 11:15; 20:4; 1 Thessalonicenzen 4:13-18).

 

ANTICHRIST IS NIET HET BEEST UIT DE ZEE

De Bijbel laat zien dat de uiteindelijke Antichrist een godsdienstleider is en niet een hoofdzakelijk politieke leider volgens de enige bijbelverzen die de uitdrukking ʻantichristʼ gebruiken (2 Johannes 7; 1 Johannes 2:18, 1 Johannes 2:22, en 1 Johannes 4:3). De Bijbel leert specifiek: ʻValse profeten zijn in de wereld uitgegaan … dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereldʼ (1 Johannes 4:1, 3) en dat deze wil suggereren dat hij het ware christelijke geloof heeft (vgl. 1 Johannes 2:18-22).

De uiteindelijke Antichrist is het twee horens dragende Beest van Openbaring 13:11-17 die ʻde valse profeetʼ wordt genoemd in Openbaring 16:13; 19:20; 20:10. Het andere Beest in Openbaring 13, het ʻbeest uit de zeeʼ uit vers 1-10, is de laatste Koning van het Noorden van Daniël 11, en hoewel hij zich verzet tegen Christus en derhalve anti-Christus is, is hij niet ʻdeʼ Antichrist tegen wie de apostel Johannes waarschuwde (hoewel Johannes tegen hem waarschuwt in meerdere verzen).

 

NIET VAN DEZE WERELD

Jezus leerde: ʻMijn Koninkrijk is niet van deze wereldʼ (Johannes 18:36). Johannes de Doper leerde: ʻPlundert niemand uit en perst niets afʼ (Lukas 3:14). In de hele geschiedenis heeft de Kerk van God militaire dienst als voor haar leden verkeerd beschouwd. Veel westerse landen hebben voorzieningen getroffen om leden van de Kerk van God te ontheffen van deelname aan militaire zaken op grond van gewetensbezwaren. Vroege christenen namen niet deel aan militaire activiteiten en keken niet naar gewelddadige sporten.

De apostel Paulus leerde dat wij ʻgezanten van Christusʼ zijn (2 Korinthe 5:20; Efeze 6:20). De apostel Petrus leerde dat Gods mensen ʻeen heilige natie, een volk Gode ten eigendom [zijn], om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeftʼ (1 Petrus 2:9). De Bijbel leert ook dat deze wereld door Satan de duivel is misleid (Openbaring 12:9) en dat Gods mensen zich van de wereld moeten afscheiden (Johannes 15:19; 2 Korinthe 6:14-17; Openbaring 18:4).

In de loop der geschiedenis heeft de Kerk van God daarom onderwezen dat haar leden niet deelnemen in wereldlijke juryʼs en politiek. Van christenen wordt echter verwacht dat zij overheidsgezagdragers gehoorzamen (1 Petrus 2:13-17) en voor hen bidden (1 Timotheüs 2:1-3) en hun belasting betalen (Mattheüs 22:17-21), maar als er een conflict is tussen de wetten van de mens en de wetten van God dan moeten wij ʻGode meer gehoorzamen dan de mensenʼ (Handelingen 5:29).

 

AFVAL

Aangezien niet-christenen geen deel van het geloof zijn, is er wat hen betreft geen ʻafvalʼ in de zin waarover de apostel Paulus schreef in 2 Thessalonicenzen 2:3 en 1 Timotheüs 4:1 (ʻsommigen zullen afvallen van het geloofʼ) en andere plaatsen in de Bijbel. Een artikel dat hierop betrekking heeft is ʻThe Falling Away: The Bible and WCG Teachingsʼ.

 

BIJBELS HUWELIJK

De Bijbel leert dat een bijbels huwelijk iets tussen een man en een vrouw is (Markus 10:6-9) en voor het leven is bedoeld (Mattheüs 19:3-9; 2 Korinthe 7:39). Het Nieuwe Testament toont dat het huwelijk de relatie tussen Christus en de Kerk verbeeldt (Efeze 5:22-32). God haat echtscheiding (Maleachi 2:16) en in het Nieuwe Testament is echtscheiding alleen toegestaan in zeer beperkte omstandigheden (Mattheüs 5:31-32; 19:3-9; 1 Korinthe 7).

De Bijbel leert ook: ʻVormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige?ʼ (2 Korinthe 6:14-16; vgl. 1 Korinthe 7:39.) Daarom heeft de Kerk normaal gesproken bezwaar tegen een huwelijk tussen een christen en iemand die niet gelovig is.

 

DE OPDRACHT

De opdracht van de Kerk is Christusʼ evangelie van het Koninkrijk van God te verkondigen en te stimuleren (Mattheüs 24:14) en alles wat dat inhoudt, inclusief het leiden van de laatste fase van het werk.

Hier volgen zeven specifieke onderdelen van de opdracht van de Continuing Church of God:

1. De prediking van het Evangelie van het Koninkrijk (Mattheüs 24:14) en van behoud door Jezus Christus (Mattheüs 28:19-20; Johannes 6:29; Handelingen 4:10, 12; Romeinen 1:13) en het vasthouden aan de leer (1 Timotheüs 4:16).

2. Het prediken van de profetische waarschuwingen voor de eindtijd, inclusief over de komende Grote Verdrukking, aan de afstammelingen van Jakob en anderen in dit tijdperk (bijv. Ezechiël 3 en 33; Mattheüs 24:4-51) terwijl wij ernaar streven leiding te geven aan de laatste fase van het werk.

3. Het prediken van Filadelfiaanse liefde (Openbaring 3:7-12; Jakobus 2:8; Johannes 13:35; Hebreeën 13:1), het voeden van de kudde (Mattheüs 28:19-20), het stimuleren van Filadelfiaanse eenheid (Joël 1:14; 2:15-16; Sefanja 2:1-3; Jeremia 4:5-6; Openbaring 3:7-10; 12:14-17) en het aanmoedigen van allen in het opbouwen van karakter door middel van de groei in de genade en kennis van onze Heer en Verlosser Jezus Christus (2 Petrus 3:18).

4. Een voorbeeld zijn (Mattheüs 5:14-16; 1 Thessalonicenzen 1:7) en getuigen (Mattheüs 24:14) voor de wereld in het algemeen, evenals voor andere christenen (Daniël 11:32-33).

5. Het leren en praktiseren van de woorden en geboden van Jezus in al onze omgang met anderen (Johannes 13:35; 15:14).

6. Het herstellen en onderwijzen van meer waarheden van het oorspronkelijke christendom (Judas 3; Mattheüs 17:11; Handelingen 18:26).

7. Het onderwijzen dat christenen moeten worden geleid door de heilige Geest en moeten blijven streven naar liefde, barmhartigheid, oordeel, geloof, gerechtigheid en de andere gaven van de Geest (1 Korinthe 13:1-14:1; Mattheüs 23:23, Galaten 5:22-25).

Het onderwijzen van de waarheid en liefde van het woord van God aan de wereld in het algemeen en aan hen die in dit tijdperk worden geroepen in het bijzonder (Mattheüs 28:19-20) is de opdracht van de Continuing Church of God.

Adres en andere contactinformatie:

Continuing Church of God

1036 W. Grand Avenue

Grover Beach, CA 93433

(805) 574-1818